Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

MO 455 van 11 januari 1988 - Het voorkomen van cumulatie met het stelsel der zelfstandigen ingeval van vrijstelling of vermindering der bijdragen voor een zelfstandige activiteit uitgeoefend als hoofdberoep. Eventuele retroactiviteit van een voorrangsrecht in het stelsel der zelfstandigen

     

    De ministeriële omzendbrief nr. 442 van 10 februari 1986, getroffen ter uitvoering van artikel 60, § 3 van de samengeordende wetten, bepaalt de voorrangsregels wanneer er samenloop is van een recht op kinderbijslag in het stelsel der werknemers met een recht op kinderbijslag in het stelsel der zelfstandigen.

    Zodoende is ondermeer kinderbijslag verschuldigd in de regeling voor zelfstandigen indien het kind deel uitmaakt van een gezin met uitsluitend één of meer rechthebbende zelfstandigen. Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, is de zelfstandige rechthebbende indien hij de volledige bijdrage betaalt.

    De gehuwde vrouwen, de weduwen en de studenten, onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen wegens het uitoefenen van een zelfstandige activiteit als hoofdberoep, kunnen evenwel, onder bepaalde voorwaarden, genieten van een vermindering of een vrijstelling van de bijdragen. Het betreft de gevallen die voorzien zijn in de artikelen 40, § 3 (bij begin van een activiteit) en 37 (tijdens de beroepsbezigheid) van het koninklijk besluit van 19 december 1967, genoemd Algemeen Reglement van het sociaal statuut (A.R.S.), houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

    Bijgevolg, ingeval de toestand van de zelfstandige geen recht op kinderbijslag opent, omdat hij onder toepassing valt van de artikelen 37 en 40, § 3 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 en dat, anderzijds, er een recht bestaat uit hoofde van een werknemer, moet er bij gebrek aan een rechthebbende zelfstandige, kinderbijslag worden verleend volgens het stelsel van de werknemers.

    Het is evenwel mogelijk dat na onderzoek van de inkomsten over de desbetreffende periode, volledige bijdragen blijken verschuldigd te zijn, waardoor het recht op kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen met terugwerkende kracht wordt vastgesteld.

    In dergelijk geval zal er moeten overgegaan worden tot een regularisatie ten voordele van de kinderbijslaginstelling, die gedurende de desbetreffende periode de kinderbijslag heeft uitgekeerd. Opdat deze regularisatie in de beste omstandigheden zou gebeuren, worden de kinderbijslaginstellingen erom verzocht vanaf het begin van hun tussenkomst:

    1) het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen te verwittigen van de tussenkomst, met het oog op een eventuele, latere regularisatie ;

    2) de betrokken gezinnen op de hoogte te stellen dat de tussenkomst tussen de instellingen zal geregulariseerd worden, ingeval zij toegelaten worden tot het genot van de kinderbijslag in het stelsel van de zelfstandigen en dat zij het saldo van de ten onrechte uitgekeerde bijslagen zullen moeten terugbetalen, onverminderd de inhoudingen op de later verschuldigde bijslagen.

    Buiten de terugvordering door inhouding vanwege de sociale verzekeringsfondsen op de later verschuldigde bijslagen, worden de kinderbijslaginstellingen verzocht van de gezinnen rechtstreeks de terugbetalingen te verkrijgen ten einde het saldo van het onverschuldigd betaalde zo vlug mogelijk aan te zuiveren.

    Overigens hebben de sociale verzekeringsfondsen van de zelfstandigen dienaangaande zelf nauwkeurige inlichtingen gekregen bij een nota, d.d. 25 augustus 1987, hebbende als referentie P 7-8/87/13.

    Top