Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Artikel 56sexies van de Algemene kinderbijslagwet

    § 1. Indien zij reeds ten minste vijf jaar werkelijk in België verblijven op de datum van de indiening van de aanvraag om kinderbijslag met toepassing van dit artikel, zijn de personen die verbonden zijn door een leerovereenkomst bedoeld bij de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, alsmede de personen bedoeld in artikel 62, §§ 1, 2, 3, 4 en 5, zelfs wanneer zij niet voldoen aan de door of krachtens dit artikel gestelde voorwaarden inzake het verrichten van een winstgevende aktiviteit, toekenning van loon of genot van sociale uitkeringen, gerechtigd op kinderbijslag tegen de bij artikel 40 bedoelde bedragen, ten behoeve van de in artikel 51, § 3, 1°, 2° en 6° bedoelde kinderen die deel uitmaken van hetzelfde gezin. Dit recht heeft voorrang op het recht dat de personen bedoeld in artikel 62, §§ 1, 2, 3 en 4 eventueel verwerven als sociaal verzekerden of sociaal gerechtigden.

    De voorwaarde van verblijf bepaald in het eerste lid is niet van toepassing op de aanvrager:

    1° die valt onder de toepassing van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels;

    2° die staatloze is;

    3° die vluchteling is of die de subsidiaire beschermingsstatus geniet, in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;

    4° die niet bedoeld is onder 1° en die onderdaan is van een Staat die het Europees Sociaal Handvest of het (Herziene) Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd.

    5° die kinderbijslag aanvraagt voor een kind :

    a) dat onderdaan is van een Staat die onder de toepassing valt van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels, of, indien dit niet het geval is, dat onderdaan is van een Staat die het Europees Sociaal Handvest of het (Herziene) Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd;

    b) dat staatloze of vluchteling is in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    6° die een werknemer uit een derde land is die is toegelaten met het oog op werk of die mag werken zoals bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, onder b) en c), van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijke pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, op voorwaarde dat:

    a) hij in loondienst is of ten minste gedurende zes maanden in loondienst is geweest en als werkloos geregistreerd staat in de zin van artikel 12, punt 2, onder b), eerste lid, van de voormelde richtlijn;

    b) en niet behoort tot een van de categorieën van onderdanen van derde landen in de zin van artikel 12, punt 2, onder b), tweede lid, van de voormelde richtlijn.

    7° die werknemer is van een derde land, bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om er een hooggekwalificeerde baan uit te oefenen;

    8° die werknemer is van een derde land, bedoeld in de Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, die tijdelijk gedetacheerd is voor beroeps- of opleidingsdoeleinden, en die, in die hoedanigheid, houder is van een vergunning met het acroniem ICT met een duur van minstens negen maanden;

    9° die onderdaan is van een derde land en toegelaten is tot een lidstaat overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, op voorwaarde dat hij:

    a) onderzoeker is en overeenkomstig artikel 22, § 2, punt b) van voornoemde Richtlijn meer dan zes maanden in België mag verblijven;

    b) indien hij stagiair, vrijwilliger of au-pair is, wanneer hij geacht wordt in de betrokken lidstaat een arbeidsverhouding te zijn aangegaan, of indien hij student is, hij, overeenkomstig artikel 12, § 2, punt b) van de in hiervoor 6° bedoelde Richtlijn 2011/98 tewerkgesteld is of gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was en als werkzoekende is ingeschreven en hij geen deel uitmaakt van een van de categorieën derdelanders bedoeld in het voornoemde tweede lid van artikel 12, paragraaf 2, punt b).

    §2. De overlevende echtgenoot van een in § 1 bedoelde rechthebbende is op kinderbijslag gerechtigd voor de door hem opgevoede kinderen voor wie die rechthebbende op het ogenblik van zijn overlijden aanspraak op kinderbijslag kon maken bij toepassing van dit artikel.

    Het recht bedoeld in het eerste lid neemt een einde wanneer de overlevende echtgenoot een nieuw huwelijk aangaat of een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 56bis, § 2.

    Het voordeel van het eerste lid mag opnieuw ingeroepen worden wanneer de overlevende echtgenoot niet meer samenwoont met de echtgenoot waarmee een nieuw huwelijk was aangegaan of met de persoon met wie een feitelijk gezin gevormd werd. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de personen in kwestie, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met uitzondering van gevallen waarbij uit andere daarvoor overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al stemt dit niet of niet meer overeen met de informatie verkregen bij het voormelde register.

    §3. Onverminderd § 1, laatste zin, wordt de in dit artikel bedoelde kinderbijslag slechts toegekend in zoverre er geen ander recht bestaat op kinderbijslag voor hetzelfde kind krachtens deze wet.

    §4. Voor de toepassing van dit artikel kan de de bevoegde minister of de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid die hij aanduidt, in bijzondere gevallen, afwijkingen toestaan voor de in § 1 gestelde voorwaarden inzake verblijf in België, alsmede met ten hoogste twee jaar de leeftijdsgrenzen bepaald in artikel 62, §§ 2, 3, 4 en 5 verhogen.

    De bevoegde minister heeft dezelfde bevoegdheid inzake categorieën van behartigenswaardige gevallen. Hij dient dan wel vooraf het advies van het Beheerscomité van FAMIFED in te winnen.

    Het Samenwerkingsakkoord van 30.05.2018, art. 2 (M.B. 18.06.2018), van kracht vanaf 19.06.2009 voor de punt 7°, 28.05.2014 voor de punt 8° en 22.05.2016 voor de punt 9°, heeft in § 1, tweede lid, de volgende wijzigingen aangebracht:

    wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, 8° en 9°, luidende:

    "7° die werknemer is van een derde land, bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om er een hooggekwalificeerde baan uit te oefenen;

    8° die werknemer is van een derde land, bedoeld in de Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, die tijdelijk gedetacheerd is voor beroeps- of opleidingsdoeleinden, en die, in die hoedanigheid, houder is van een vergunning met het acroniem ICT met een duur van minstens negen maanden;

    9° die onderdaan is van een derde land en toegelaten is tot een lidstaat overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, op voorwaarde dat hij:

    a) onderzoeker is en overeenkomstig artikel 22, § 2, punt b) van voornoemde Richtlijn meer dan zes maanden in België mag verblijven;

    b) indien hij stagiair, vrijwilliger of au-pair is, wanneer hij geacht wordt in de betrokken lidstaat een arbeidsverhouding te zijn aangegaan, of indien hij student is, hij, overeenkomstig artikel 12, § 2, punt b) van de in hiervoor 6° bedoelde Richtlijn 2011/98 tewerkgesteld is of gedurende minstens zes maanden tewerkgesteld was en als werkzoekende is ingeschreven en hij geen deel uitmaakt van een van de categorieën derdelanders bedoeld in het voornoemde tweede lid van artikel 12, paragraaf 2, punt b)."

    ________________________________________

    Het Samenwerkingsakkoord van 17 juni 2016 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap houdende omzetting in de gezinsbijslagwetgeving van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, art. 2 (BS 13.07.2016), dat uitwerking heeft met ingang van 1.07.2016, heeft artikel 56sexies als volgt gewijzigd:

    paragraaf 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 4 april 2014, wordt aangevuld met de volgende bepaling :

    "6° die een werknemer uit een derde land is die is toegelaten met het oog op werk of die mag werken zoals bedoeld in artikel 3, paragraaf 1, onder b) en c), van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, op voorwaarde dat :

    a) hij in loondienst is of ten minste gedurende zes maanden in loondienst is geweest en als werkloos geregistreerd staat in de zin van artikel 12, punt 2, onder b), eerste lid, van de voormelde richtlijn;

    b) en niet behoort tot een van de categorieën van onderdanen van derde landen in de zin van artikel 12, punt 2, onder b), tweede lid, van de voormelde richtlijn."

    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top