Kruimelpad
Toelichtingsnota 3 - Bijlage 1 van 4 januari 2019 - Vaststelling bevoegde deelentiteit en beheer van het verleden
Tekst
Bijlage 1 bij de toelichtingsnota 3 van 4 januari 2019
Betreft: Vaststelling bevoegde deelentiteit en beheer van het verleden
Inhoudstafel
I. Bevoegde deelentiteit bepalen – Rechtsperiodes vanaf 1 januari 2019
II. Bevoegdheidswijziging tussen fondsen die afhangen van verschillende deelentiteiten
Situering
Met de toelichtingsnota 3 van 21 december 2018 ontvingen de uitbetalingsactoren de nodige richtlijnen voor de vaststelling van de bevoegde deelentiteit in België.
In deze richtlijnen wordt uitgelegd hoe de bevoegde deelentiteit in de praktijk dient te worden vastgesteld en hoe de uitbetalingsactoren bij wijziging van bevoegde deelentiteit het dossier aan elkaar dienen over te dragen.
Het doel bestaat erin de coördinatie omtrent de gezinsbijslagen tussen de deelentiteiten vlot te laten verlopen en de continuïteit van de betalingen aan de gezinnen maximaal te waarborgen
De richtlijnen gelden voor alle uitbetalingsactoren in de 4 deelentiteiten in België.
In deze bijlage 1 worden deze richtlijnen aangevuld met instructies en preciseringen die enkel gelden voor de uitbetalingsactoren in Vlaanderen. Telkens wordt naar de overeenkomstige rubriek in de toelichtingsnota 3 verwezen. Wanneer bedragen worden vermeld, gaat het om de bedragen die in het Groeipakketdecreet van 27 april 2018 zijn vermeld. Bij de praktische toepassing dienen uiteraard de geïndexeerde bedragen voor de overeenkomstige periode te worden toegepast.
I. Bevoegde deelentiteit bepalen – Rechtsperiodes vanaf 1 januari 2019
Preciseringen
- Voor rechtsperiodes vanaf 1 januari 2019 wordt de bevoegde deelentiteit wordt per kind en per maand vastgesteld en dit zowel voor de vaststelling van de verschuldigde als de onverschuldigde gezinsbijslag.
- De volgorde van de aanknopingsfactoren is bindend, d.w.z. dat aanknopingsfactor nr. 2 slechts kan worden toegepast als aanknopingsfactor nr. 1 niet kan worden toegepast en aanknopingsfactor nr. 3 enkel kan worden toegepast als noch aanknopingsfactor nr. 1 noch aanknopingsfactor nr.2 kunnen worden toegepast, enz.
Kinderen in België
Wanneer het kind dat in België woont geen domicilie heeft in België kunnen de volgende bewijzen in aanmerking worden genomen om aan te tonen dat het kind zijn feitelijke verblijfplaats in Vlaanderen heeft:
- een controle door de gezinsinspecteur;
- een vaststelling die gemaakt is door een andere overheidsdienst, waaruit de feitelijke verblijfplaats van het kind blijkt;
- een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
- een attest van het OCMW op voorwaarde dat het gebaseerd is op de reële gezinssituatie;
- een attest waarin de politie bevestigt dat hij de reële verblijfplaats van het kind heeft vastgesteld.;
- een voorlopige verblijfsvergunning;
- een aanwezigheidsattest in een vluchthuis of een sociaal huis;
- een verklaring van de begunstigden met een motivering waarom de inschrijving in de bevolkingsregisters niet mogelijk is;
- een plaatsingsbericht.
Daarnaast moet uit een consulatie van het RNP blijken dat één van de gezinsleden van het kind gemachtigd is om in België te verblijven. Die voorwaarde wordt verder toegelicht in de toelichtingsnota 2 over "gemachtigd zijn om in België te verblijven”.
De aanknopingsfactoren voor de kinderen in België zijn dezelfde als degene die tot 31 december 2018 werden toegepast om op basis van het samenwerkingsakkoord van 16 juli 2016 de regiocode "Vlaamse Gemeenschap" vast te stellen.
Kinderen buiten België
Deze aanknopingsfactoren voor de kinderen buiten België zijn lichtjes verschillend van degene die tot 31 december 2018 op basis van het samenwerkingsakkoord van 16 juli 2016 gehanteerd werden voor de vaststelling van de regiocode. Dat komt omdat vanaf 1 januari 2019 de statuten van rechthebbende in de zin van artikel 51 AKBW en voorrangsgerechtigde rechthebbende in de zin van artikel 64 AKBW zijn weggevallen.
De rechthebbenden in de zin van artikel 51 AKBW zijn vervangen door de gezinsleden opgesomd in artikel 3. Vanaf 1 januari 2019 is dit beperkt tot de ouder, tot de persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad van die ouder en met wie de ouder feitelijk of wettelijk samenwoont en tot de echtgeno(o)t(e) van de ouder met betrekking tot hun eigen of gemeenschappelijke kinderen .
De voorrangsgerechtigde in de zin van 64 AKBW is vervangen door de notie “sociaal verzekerde”
Om te bepalen of België op basis van de Europese Verordeningen bij voorrang of aanvullend bevoegd is, wordt in de bijlage bij het samenwerkingsakkoord een overzicht gegeven van de categorieën van rechten: op basis van arbeid, op basis van een pensioen, op basis van de woonplaats of wezenbijslag.
Om te vermijden dat alle dossiers van de kinderen buiten België zouden moeten herzien worden op 1 januari 2019 is in artikel 4 van het samenwerkingsakkoord een overgangsbepaling ingevoerd. Deze overgangsbepaling stelt dat de rechthebbenden die op 31 december 2018 recht hebben op basis van de AKBW deze hoedanigheid van rechthebbende behouden totdat:
- hun gezinssituatie wijzigt;
- de socioprofessionele situatie in die zin wijzigt dat ze overeenkomstig de opsomming in de tabel hierna in een andere categorie valt:
Recht op grond van tewerkstelling |
Recht op grond van pensioen |
Recht op grond van woonst |
Wezenbijslag |
Tewerkstelling in loondienst of zelfstandige (art. 51, §1 AKBW) |
Langdurige ziekte (art. 56 § 2 AKBW)
|
Andere verzekerbaarheids-toestanden dan werk, pensioen of wezen. |
Alle rechten op basis van wezenstatuut van het rechtgevend kind |
Met werken gelijkgestelde situatie (art. 53 AKBW)
|
Pensionering wegens arbeidsongeschiktheid (art. 56 § 3 AKBW)
|
|
|
Toekenningssituaties gelijkgesteld aan tewerkstelling:
|
Overlevingspensioen (art. 56 quater AKBW)
Ouderdomspensioen (art. 57 AKBW)
|
|
|
Toepassing Europese Verordeningen
Om de Europese Verordeningen correct te kunnen toepassen voor de kinderen die in Vlaanderen wonen, dient men bij de eerste aanvraag en betaling aan de begunstigden te vragen dat ze een tewerkstelling buiten België van henzelf of van hun (huwelijks) partner uit eigen beweging dienen mee te delen aan hun uitbetalingsactor;
Zodra men weet heeft van een sociale verzekering buiten België dient het voorrangsrecht opgevolgd te worden in het licht van de bepalingen van de Europese Verordeningen. Dit zal nader worden toegelicht in de richtlijnen voor de Internationale dossiers. In afwachting daarvan gelden verder de richtlijnen gegeven met de CO 1386/2018 van 9 februari 2018.
Nadat de bevoegdheid van Vlaanderen werd vastgesteld op basis van de aanknopingsfactoren vermeld in het samenwerkingsakkoord zullen de aanwijsregels uit Europese Verordeningen de samenloop met andere lidstaten van de Europese Unie bepalen.
Hiervoor dient nog steeds rekening te worden gehouden met de socioprofessionele criteria die de Europese Verorderingen voorop stellen en dus ook met socio-professionele situatie van gezinsleden in een andere deelentiteit in België.
Voorbeeld 1
Gezin woont in Duitsland. De ouders werken beiden in België vanaf 1 februari 2019. De vader werkt deeltijds voor een werkgever waarvan de vestigingseenheid gelegen is in Vlaanderen. De moeder werkt voltijds voor een werkgever waarvan de vestigingseenheid gelegen is in Wallonië.
De moeder is de oudste van beiden.
Op basis van de vestigingseenheid van de werkgever van de moeder is Wallonië de bevoegde deelentiteit inzake de gezinsbijslagen.
Voorbeeld 2
Gezin woont in Duitsland. De ouders werken beiden in België vanaf 1 februari 2018. De vader werkt deeltijds voor een werkgever waarvan de vestigingseenheid gelegen is in Vlaanderen. De moeder werkt voltijds voor een werkgever waarvan de vestigingseenheid gelegen is in Wallonië.
De moeder is de oudste van beiden.
Aangezien de vader de voorrangsgerechtigde rechthebbende in de zin van artikel 64 AKBW was op 31 december 2018, blijft Vlaanderen vanaf 1 januari 2019 verder bevoegd.
Wijziging in de gezinssituatie:
Er is in mei 2019 een wijziging in de gezinssituatie door de geboorte van een nieuw kind.
Het recht gaat over van de vader naar de moeder en Wallonië wordt bijgevolg bevoegd.
Wijziging in de socioprofessionele situatie:
Wanneer de vader ziek wordt op 24 maart 2019 valt zijn socioprofessionele situatie vanaf de zevende maand van zijn ziekte op 24 september 2019 onder een andere categorie (zie tabel supra.). Bijgevolg wordt Wallonië vanaf 24 september 2019 bevoegd, met uitwerking op 1 oktober 2019.
Voorbeeld 3
Gezin woont in Vlaanderen. De vader werkt in Nederland. De moeder werkt voor een bedrijf met vestigingsplaats in Wallonië.
Omdat het kind in Vlaanderen woont en voldoet aan de voorwaarden binnen het Groeipakket is Vlaanderen de bevoegde entiteit voor de toekenning van de gezinsbijslagen.
Om de samenloop tussen België en Nederland te bepalen dienen de socioprofessionele criteria te worden bekeken: beide ouders openen een recht op grond van tewerkstelling.
Conclusie: kind woont in Vlaanderen en tewerkstelling in België = België/Vlaanderen bij voorrang bevoegd en Nederland mogelijk aanvullend.
Voorbeeld 4
Gezin woont in Vlaanderen. Moeder werkt in Duitsland en vader is langdurig ziek (+ 6 maanden) na een tewerkstelling in Brussel.
Omdat het kind in Vlaanderen woont en voldoet aan de voorwaarden binnen het Groeipakket is Vlaanderen de bevoegde entiteit voor de toekenning van de gezinsbijslagen.
Om de samenloop tussen België en Duitsland te bepalen dienen de socioprofessionele criteria te worden bekeken: de moeder opent een recht op grond van tewerkstelling en vader op grond van zijn langdurige ziekte na een tewerkstelling voor een werkgever gevestigd in Brussel (= recht op basis van pensioen).
Conclusie: door de tewerkstelling van de moeder in Duitsland is Duitsland bij voorrang bevoegd en België/Vlaanderen aanvullend.
Voorbeeld 5
Het gezin woont in Luxemburg. De vader werkt in België (vestigingseenheid in Vlaanderen). De moeder werkt niet en ontvangt geen uitkering.
Omdat de vader in Vlaanderen werkt kan het recht worden onderzocht.
Om de samenloop tussen België en Luxemburg te bepalen dienen de socioprofessionele criteria te worden bekeken :de vader opent een recht op grond van tewerkstelling en moeder op grond van woonplaats. De tewerkstelling van de vader staat boven het recht van de moeder. België/ Vlaanderen is bijgevolg bij voorrang bevoegd en Luxemburg mogelijk aanvullend.
Aandachtspunt
Er dient in het onderzoek ook steeds rekening te worden gehouden met de mogelijke:
|
Dit zal verder toegelicht worden in de technische instructies over de internationale dossiers.
II. Bevoegdheidswijziging tussen fondsen die afhangen van verschillende deelentiteiten
De toepassing van artikel 6 van het samenwerkingsakkoord (begindatum bevoegde deelentiteit) primeert op de toepassing van artikel 5 van het Groeipakketdecreet (begindatum recht o.b.v. het Groeipakketdecreet). Dit wordt toegelicht in de voorbeelden 2 en 3 hierna.
Voorbeeld 1: wijziging van bevoegdheid in de loop van de maand
Gezin woont in Vlaanderen en verhuist op 15.03.2019 naar Brussel. De uitbetalingsactor in Vlaanderen ontvangt de gegevens op 20.03.2019.
Vlaanderen was bevoegd voor de betaling van de gezinsbijslagen op 01.03.2019 en blijft dus bevoegd tot en met 31.03.2019. Vanaf 01.04.2019 is Brussel bevoegd voor de betaling van de gezinsbijslagen.
Vlaanderen betaalt de gezinsbijslagen over maart 2019 uit op 08.04.2019. Brussel start zijn betalingen vanaf 01.04.2019.
Door het feit dat de wijziging tijdig gekend is, dient er geen provisionele betaling te worden uitgevoerd.
Voorbeeld 2: wijziging op eerste dag van de maand voor een kind in België
Gezin woont in Wallonië. Op 01.03.2019 verhuist één van de kinderen naar de grootouders in Vlaanderen. De Waalse uitbetalingsactor verwerkt de gegevens van de verhuis op 04.03.2019. De gebeurtenis (verhuis kind) doet zich voor in de loop van de maand maart. Bijgevolg is Wallonië bevoegd tot het einde van die maand. Wallonië betaalt de gezinsbijslagen over maart 2019 uit. Vlaanderen is bevoegd vanaf 1 april 2019. Aangezien de wijziging tijdig gekend is dient er geen provisionele betaling te worden uitgevoerd.
Voorbeeld 3: wijziging op eerste dag van de maand voor een kind buiten België
Gezin woont in Nederland. De vader werkt in Wallonië en de moeder oefent geen beroepsactiviteit uit en ontvangt evenmin een uitkering. Wallonië is bevoegd. Op 1 augustus 2019 begint de vader te werken voor een werkgever gevestigd in Vlaanderen. Het DMFA-bericht voor het 3e kwartaal 2019 komt binnen op 15 november 2019. De gebeurtenis die de bevoegdheid wijzigt doet zich voor in augustus 2019 en heeft bijgevolg uitwerking vanaf 1 september 2019. Wallonië is bevoegd tot 31 augustus 2019 en Vlaanderen vanaf 1 september 2019. Wallonië dient provisioneel te betalen over september, oktober en november 2019. Deze provisionele betalingen worden geregulariseerd.
Regularisatie van de provisionele betalingen
Binnen de maand nadat de oorspronkelijk bevoegde uitbetalingsactor de afrekening over de provisionele betalingen van de nieuw bevoegd geworden uitbetalingsactor heeft ontvangen, regulariseren de uitbetalingsactoren de betalingen.
- De nieuw bevoegde uitbetalingsactor doet inhoudingen aan 100% op de verschuldigde achterstallige kinderbijslag voor zover de provisionele betalingen zijn toegekend aan dezelfde begunstigde.
- Indien de oorspronkelijke uitbetalingsactor aan dezelfde begunstigde een hoger bedrag kon toekennen aan gezinsbijslag, kan hij de nieuwe bevoegde uitbetalingsactor vragen het resterend debet voor zijn rekening in te houden op de later verschuldigde bedragen. Indien de nieuwe bevoegde uitbetalingsactor meerdere vragen tot inhouding ontvangt zal hij de vordering die hem het eerst werd betekend het eerst inlossen.
- Indien de uitbetalingsactor van de nieuw bevoegde deelentiteit aan dezelfde begunstigde een hoger bedrag kan toekennen dan stort hij het saldo (de bijpassing) aan de begunstigde.
Er is geen regularisatie tussen de uitbetalingsactoren van de deelentiteiten mogelijk als de gezinsbijslag wordt toegekend aan een andere begunstigde. De ten onrechte provisionele betalingen worden door de oorspronkelijke uitbetalingsactor teruggevorderd bij hun begunstigde. De nieuw bevoegd geworden uitbetalingsactor betaalt dan aan zijn begunstigde de bedragen die hij sinds de bevoegdheidswijziging had moeten ontvangen. |
Van bijslagtrekkende naar begunstigdenkern of omgekeerd?
In Vlaanderen wordt aan de begunstigdenkern betaald. In de andere deelentiteiten aan de bijslagtrekkende.
Hoe moet de uitbetalingsactor in Vlaanderen daarmee omgaan bij overname van de betalingen van een andere deelentiteit?
Als de bijslagtrekkende in de andere deelentiteit deel uitmaakt van de begunstigdenkern in Vlaanderen kunnen de provisionele betalingen in principe worden geregulariseerd. Men mag vermoeden dat het gaat om een betaling volgens de keuze van de begunstigden.Dit wordt zo aan de begunstigden meegedeeld met de vraag om die keuze te bevestigen. Mocht deze bevraging resulteren in onenigheid tussen de begunstigden waarbij dient overgeschakeld te worden naar de “default”, d.w.z. betaling aan de jongste kan vanaf dan enkel nog teruggestort worden als de jongste van de begunstigden in Vlaanderen ook de bijslagtrekkende was in de andere deelentiteit.
Indien de gescheiden ouders beiden voor de helft begunstigde zijn van de sociale toeslag kan enkel de sociale toeslag die verschuldigd is aan de begunstigde die voor de wijziging bijslagtrekkende was in de andere deelentiteit teruggestort worden.
Enkele voorbeelden
Bijslagtrekkende in de andere deelentiteit |
Begunstigdenkern in Vlaanderen |
Regularisatie mogelijk? |
De moeder |
Samenwonende ouders. De vader en de moeder zowel voor het basisbedrag als voor de sociale toeslag- betaling volgens keuze begunstigden |
Ja, zowel het basisbedrag als de sociale toeslag |
De moeder |
Gescheiden ouders. De vader en de moeder voor het basisbedrag . betaling volgens keuze van de ouders. Elke ouder begunstigde voor de helft van de sociale toeslag |
Ja, het basisbedrag en de helft van de sociale toeslag waarvoor de moeder de begunstigde is. |
De moeder |
Gescheiden ouders. Bij default betaling van het basisbedrag aan de vader (jongste). Elke ouder begunstigde voor de helft van de sociale toeslag |
Ja, helft van de sociale toeslag die aan de moeder toekomt. |
De moeder |
Gescheiden ouders. Bij default betaling van het basisbedrag aan de moeder (jongste). Geen recht op sociale toeslag |
Ja, wat betreft het basisbedrag. |
Dit principe geldt evenzeer, als uit de gegevens blijkt dat deze wijziging normaliter ook een wijziging van begunstigde zal meebrengen. Ook in die omstandigheden worden de provisionele betalingen voortgezet.De begunstigden worden daar met een brief van op de hoogte gesteld. Daarin wordt duidelijk gesteld dat ze de provisioneel betaalde bedragen zullen moeten terugbetalen mocht later blijken dat de uitbetalingsactor in de andere deelentiteit de gezinsbijslag voor die periode aan een andere persoon dient uit te betalen.
Hoe handelen als betrokkene verhuis naar andere deelentiteit meldt, maar het Rijksregister nog niet is aangepast?
Het komt ook voor dat de uitbetalingsactor gegevens ontvangt waaruit blijkt dat een andere deelentiteit bevoegd is, maar volgens de gekwalificeerde gegevens (Rijksregister) is Vlaanderen nog altijd bevoegd.
In dat geval dient de uitbetalingsactorde betalingen volgens het tarief en de voorwaarden van het Groeipakket voort te zetten tot de bevoegdheid van de andere deelentiteit blijkt uit de gekwalificeerde gegevens.
Voorbeeld 1
Gezin met 1 kind (Guus ° 06.04.2019). Het gezin verhuist op 23.09.2019 van Brussel naar Vlaanderen. De Brussels uitbetalingsactor ontvangt en verwerkt de gegevens op 12.11.2019. Hij zet de betalingen voort tot en met 30.11.2019. De moeder is de bijslagtrekkende in Brussel en de betaling gebeurt op een gemeenschappelijke rekening op naam van de vader en de moeder.
Kind |
Bedrag Brussel |
Bedrag Vlaanderen |
Regularisatie |
Guus |
€ 93,39 |
€ 160 |
Vlaanderen kan over de maanden oktober en november een hoger bedrag per maand toekennen met een verschil van € 66,61 |
De Vlaamse uitbetalingsactor stort de provisioneel betaalde bijslag voor oktober en november 2019 terug aan de Brusselse uitbetalingsactor. Het verschil van € 133,22 voor oktober en november) wordt uitbetaald op de rekening van de begunstigden.
Voorbeeld 2
Gezin met 3 kinderen (Ann, Louise en Karel) verhuist op 16.08.2022 van Vlaanderen naar Wallonië. De gegevens van de verhuis werden ontvangen in september 2022. De gezinsbijslag in Vlaanderen werd over de maand september 2022 provisioneel betaald. In Vlaanderen waren de ouders samen begunstigde zowel voor de basisbijslagen als voor de sociale toeslag. De betaling gebeurde op een gemeenschappelijke rekening op naam van beide ouders. In Wallonië is de moeder de bijslagtrekkende.
Vergelijking van de bedragen op niveau van het gezin, nl voor de 3 kinderen samen
Kind |
Bedrag Vlaanderen |
Bedrag Wallonië |
Ann (8 jaar) |
€ 93,93 + € 16,36 |
|
Louise (4 jaar) |
€ 92,09+ € 46.88 |
€ 173,80 |
Karel (1 jaar) |
€ 160 + € 60 |
€ 155 |
Totaal |
€591,41 |
€ 439,09 |
Vlaanderen heeft € 152,32 te veel betaald. De UA in Vlaanderen vraagt aan de UA in Wallonië om het bedrag van € 439,09 te regulariseren en het saldo van € 152,32 in te houden op de latere betalingen.
Variant
Stel dat het om een gezin van gescheiden ouders gaat waarbij de kinderbijslag, de leeftijdsbijslag en basisbijslag in Vlaanderen betaald werd op een rekening op naam van de moeder (default) en de sociale toeslag elk voor de helft aan beide ouders, maar in Wallonië enkel de vader de bijslagtrekkende is voor alle bijslagen, dan verloopt de regularisatie als volgt:
De moeder ontving in Vlaanderen € 454,47 en de vader € 67,97.
Bijgevolg wordt gevraagd om de betaalde bijslag aan de vader, nl. € 67,97 te regulariseren. Het bedrag van € 455,47 dat aan de moeder betaald werd dient rechtstreeks bij haar teruggevorderd te worden.
III. Beheer van de lasten van het verleden en regularisaties van de rechtsperiodes tot en met 31 december 2018
Voor alle rechtsperiodes gelegen vóór 1 januari 2019 geldt de aanknopingsfactor op het moment van de gebeurtenis, ongeacht de periode waarop het recht betrekking heeft. Met het moment van de gebeurtenis wordt bedoeld het moment van de aanvraag om een regularisatie door de gerechtigde, het moment waarop een ambtshalve beslissing dient te worden genomen of het moment waarop de rechterlijke beslissing op vlak van regularisatie uitvoerbaar is.
Deze bepaling van artikel 5 van het samenwerkingsakkoord over de bevoegdheid van de deelentiteit op de datum van de gebeurtenis is zonder beperking van toepassing, dus ook wanneer het kind verhuist naar een andere entiteit na 1 januari 2019, maar vóór de datum van de gebeurtenis.
De vaststelling van het recht gebeurt onder de voorwaarden van de AKBW, ook wat betreft de vaststelling van de bijslagtrekkende. De procedures meegedeeld met de CO 1386/2018 zijn daarbij van kracht.