De inkomsten van het gezin, vermeld in artikel 18, eerste lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, bestaan uit:
1° de volgende belastbare inkomsten, voor aftrek van de aftrekbare bestedingen:
a) beroepsinkomsten:
- wat betreft beroepsinkomsten in loonverband: vóór de aftrek van beroepskosten;
- wat betreft beroepsinkomsten als zelfstandige: na de aftrek van beroepskosten, vermenigvuldigd met een factor 100/80;
b) uitkeringen in het kader van de ziekteverzekering;
c) werkloosheidsuitkeringen;
d) pensioenen;
2° 80% van de onderhoudsgelden die uitbetaald zijn aan de persoon of personen van wie de inkomsten voor de berekening van de toelage in aanmerking wordt genomen;
3° driemaal het geïndexeerde Ki vreemd gebruik en eenmaal het geïndexeerde Ki dat voor eigen beroepsdoeleinden wordt aangewend;
4° de inkomensvervangende tegemoetkoming, toegekend overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;
5° het leefloon, toegekend overeenkomstig de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
6° het equivalent van leefloon, toegekend overeenkomstig de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
7° de inkomsten die voortvloeien uit de beroepsactiviteit, toegekend aan de personeelsleden van een Europese of andere internationale instelling, voor hun totaalbedrag, verminderd met de persoonlijke bijdragen voor de door de instelling georganiseerde verzekering voor de dekking van sociale zekerheidsrisico's.
In afwijking van het eerste lid, 1°, wordt 80% van de onderhoudsgelden die betaald zijn door de persoon of personen van wie het inkomen van het gezin voor de berekening van de toelage in aanmerking wordt genomen, wel afgetrokken van de belastbare inkomsten.
Voor de omrekening naar het inkomen van het gezin conform dit artikel, worden in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen geldende regels gevolgd.