Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

Toelichtingsnota 18 van 28 januari 2021 - Rechten en plichten van begunstigden in contacten met hun uitbetalingsactoren

     

    Inhoudstafel

    1. Wettelijk kader

    Artikelen 79 tot en met 91 en artikelen 95 tot en met 102, decreet 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid (hierna Groeipakketdecreet) (B.S. 31.07.2018).

    Het Groeipakketdecreet voorziet in een gelijkaardige bescherming als deze die wordt gegeven door het handvest van de sociaal verzekerde, geregeld bij wet van 11 april 1995 tot invoering van het “handvest” van de sociaal verzekerde. De bescherming die het handvest biedt, is waardevol voor de burger. Deze bescherming op basis van het handvest blijft doorlopen zolang de bevoegde overheden geen alternatief bieden. Bijgevolg blijft de rechtspraak over het handvest ook van toepassing1 .

    Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels voor de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid (B.S. 07.09.2018)

    Ministerieel besluit van 13 maart 2019 tot uitvoering van het BVR van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels over de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft meldingen in en motivering van een beslissing over toelagen en de voorwaarden om af te zien van terugvordering (B.S. 07.06.2019)

    2. Plichten van uitbetalingsactoren

    In hun contacten met de burger hebben de uitbetalingsactoren enkele plichten die ze minstens moeten naleven:

    • infoplicht;
    • raadgevingsplicht;
    • doorstuurplicht;
    • plicht om een begrijpelijke taal te gebruiken;
    • plicht tot kennisgeving

    2.1. Infoplicht

    Elke keer een persoon hier schriftelijk om vraagt, zijn de uitbetalingsactoren verplicht om alle dienstige inlichtingen2  over de rechten en plichten van deze persoon te geven. Bovendien moeten de uitbetalingsactoren aan deze persoon alle bijkomende informatie geven die nodig is om zijn vraag of verzoek te behandelen.

    De door de uitbetalingsactoren verstrekte inlichtingen moeten nauwkeurig en compleet zijn, zodat de (potentiële) begunstigde al zijn rechten en plichten kan uitoefenen. Hierbij dient steeds duidelijk het dossiernummer, de dienst en de consulent die het dossier beheert te worden vermeld. Het is de bedoeling om de klant onmiddellijk toe te leiden naar de juiste plaats zodat die zo snel mogelijk kan worden geholpen. Indien de private uitbetalingsactoren intern niet in verschillende diensten zijn opgedeeld of geen persoonlijke consulent aan een dossier hebben toegewezen, is het voldoende dat het dossiernummer en de naam van de betrokken uitbetalingsactor wordt vermeld.

    Deze inlichtingen moeten binnen een termijn van 45 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop de bevoegde uitbetaler het verzoek om inlichtingen heeft geregistreerd, kosteloos worden verstrekt. De uitbetalingsactor is verplicht om het verzoek onmiddellijk na ontvangst te registreren. Wanneer de uitbetalingsactoren de vraag of het verzoek schriftelijk ontvangen houden zij rekening met de datum op het geschrift, op voorwaarde dat de uitbetalingsactoren dit geschrift binnen de 14 dagen na de datum op het geschrift ontvangen. In alle andere gevallen geldt de datum van ontvangst van de schriftelijke communicatie.

    De uitbetalingsactoren kunnen steeds via brief, telefoon, fax of op elektronische wijze met de betrokkene communiceren.

    2.2. Raadgevingsplicht

    De uitbetalingsactoren zijn verplicht om aan iedereen raad te geven over de rechten en plichten die zij, o.b.v. het Groeipakketdecreet, kunnen uitoefenen. De uitbetalingsactoren moeten hierbij dezelfde voorwaarden als bij hun infoplicht in acht nemen. Zo moet de raad binnen een termijn van 45 dagen kosteloos worden verstrekt.

    Het doel van deze plicht is om de burger proactief een duidelijk beeld te geven over alle mogelijke rechten van de burger, in zijn specifieke situatie. Op deze manier kan de burger dan zelf beslissen of hij al dan niet de nodige stappen onderneemt om zich op deze rechten te beroepen. Bovendien geeft de uitbetalingsactor ook mee welke formaliteiten de burger moet verrichten opdat hij deze rechten kan laten gelden.

    De raadgevingsplicht van de uitbetalingsactoren is enkel van toepassing op alle informatie m.b.t. toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Het is niet de bedoeling dat er proactief raad wordt gegeven over eventuele andere rechten zoals werkloosheidsvergoeding of pensioenuitkeringen.

    2.3. Doorstuurplicht

    Wanneer de uitbetalingsactoren vragen om inlichtingen of raad ontvangen over materies waarvoor zij niet bevoegd zijn, sturen zij deze onmiddellijk door naar de bevoegde instelling of dienst in Vlaanderen, België of het buitenland. Hiervoor kunnen de uitbetalingsactoren een intern draaiboek vastleggen. Het doel is dat iedere uitbetalingsactor dezelfde vraag op dezelfde manier behandelt en in staat is om, minstens, de vragen naar de organisaties, opgenomen in de sociale kaart3 , door te sturen. De uitbetalingsactoren brengen de verzoeker hiervan onmiddellijk op de hoogte.

    Indien de uitbetalingsactoren de bevoegde dienst of instelling uit de vraag niet kan achterhalen, zenden die de vraag terug naar de vraagsteller met de melding dat zij niet weet voor welke dienst of instelling de vraag is bedoeld.

    2.4. Plicht om een begrijpelijke taal te gebruiken

    In hun externe communicatie moeten de uitbetalingsactoren zich in een begrijpelijke taal uitdrukken. Dit omvat zowel alle mondelinge als hun schriftelijke communicatie4  tussen de burger en de uitbetalingsactoren.

    2.5. Plicht tot kennisgeving

    Wanneer de uitbetalingsactoren beslissingen nemen die de begunstigden in hun rechten raakt, zijn ze verplicht om, uiterlijk op het moment van de uitvoering van deze beslissing, de begunstigden hiervan in kennis te stellen. Deze verplichting dienen de uitbetalingsactoren ook na te komen wanneer zij rechten op Groeipakket schorsen of stopzetten, betalingen verminderen of vermeerderen. Het doel van deze plicht is immers de begunstigden te informeren waarom het bedrag aan Groeipakket is verlaagd of verhoogd, zodat de begunstigden op elke moment het nodige kunnen doen om hun rechten maximaal te vrijwaren.

    De begunstigden moeten niet op de hoogte worden gebracht van individuele beslissingen die in hun rechten raken wanneer:

    • de beslissing enkel betrekking heeft op een indexering;
    • het gaat om beslissingen tot betaling van prestaties op voorwaarde dat die betalingen alleen de herhaalde uitvoering zijn van een eerder genomen beslissing die in de rechten raakt en waarbij de begunstigden wel hiervan op de hoogte zijn gebracht;
    • het gaat om de beslissing tot het toekennen van de leeftijdsbijslag voorzien in artikel 212 van het Groeipakketdecreet als:
      • de eerste leeftijdsbijslag wordt toegekend;
      • een wijziging van het bedrag van de betaalde leeftijdsbijslag met niets anders verband houdt dan met de leeftijd van het kind.

    3. Toekenningsprocedure

    3.1. Verzoeken tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid

    Ambtshalve toekenning of toekenning op aanvraag

    Toelagen in het kader van het gezinsbeleid kunnen op twee wijzen worden toegekend: automatisch5  of op schriftelijk verzoek.

    Het schriftelijk verzoek tot de toekenning van rechten op toelagen in het kader van het gezinsbeleid kan per brief, fax, telefoon of via elektronische communicatie worden ingediend. Communicatie via e-mail, telefoon of fax wordt alleen aanvaard als de identiteit van de afzender met zekerheid vaststaat. Ook kan de burger dit verzoek aan het loket van de uitbetalingsactor afgeven.

    Een telefonisch verzoek dat aanleiding geeft tot de toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid wordt door de uitbetalingsactor schriftelijk of elektronisch aan de begunstigde bevestigd. Hierdoor wordt het telefonisch verzoek in een schriftelijk verzoek omgezet. De datum waarop de bevestiging gebeurt, geldt als datum van het schriftelijk verzoek.

    Procedure behandeling toekenning op aanvraag

    Een schriftelijk verzoek tot toekenning van rechten op toelagen in het kader van het gezinsbeleid is pas geldig wanneer dit door de begunstigde(n) is ondertekend. Een authenticatie met een elektronische identiteitskaart wordt beschouwd als een ondertekend schriftelijk verzoek. Dit verzoek wordt door de begunstigde bij de uitbetalingsactor van zijn keuze ingediend. Deze uitbetalingsactor heeft als opdracht dit schriftelijk verzoek tot toekenning van rechten op toelagen in het kader van het gezinsbeleid te onderzoeken. Wanneer het schriftelijk verzoek niet is ondertekend dan geeft dit wel aanleiding tot een ambtshalve onderzoek.

    Bij ontvangst van een schriftelijk verzoek stuurt de uitbetalingsactor, al dan niet elektronisch, een ontvangstbewijs naar de verzoeker(s) of overhandigt dit aan hem. Dit ontvangstbewijs vermeldt de onderzoektermijn van het verzoek. Een betaling of een vraag tot aanvullende inlichtingen van de uitbetalingsactor aan de verzoeker geldt ook als ontvangstbewijs.

    Wanneer de uitbetalingsactor een schriftelijk verzoek ontvangt waarvoor hij niet bevoegd is, dan stuurt de uitbetalingsactor dit verzoek onmiddellijk door naar de bevoegde instelling of dienst. Bovendien brengt de uitbetalingsactor de verzoeker hiervan onmiddellijk op de hoogte.

    Verder moet elke uitbetalingsactor een intern beleid voor de behandeling van de verzoeken uitwerken, die minstens aan volgende kwaliteitsvereisten voldoen:

    • Bij het onderzoek van het recht op toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden alle betrokken actoren in het kadaster geïntegreerd.
    • De uitbetalingsactor bezorgt binnen 15 dagen, na de ontvangst van het verzoek, een ontvangstbevestiging aan de begunstigde. Deze ontvangstbevestiging vermeldt:
      • de beslissingstermijn van 4 maanden;
      • de identificatiegegevens van de begunstigde;
      • de contactgegevens van de uitbetalingsactor.
    • Bij een verzoek/aanvraag om zorgtoeslag bezorgt de uitbetalingsactor het verzoek binnen 15 dagen na ontvangst aan Opgroeien.
    • De correcte berekening van de verjaringstermijnen op basis van artikel 95 en 97 van het Groeipakketdecreet

    3.2. Beslissingen & onmiddellijke uitvoering

    Termijnen

    Beslissingstermijn: vier maanden6

    De uitbetalingsactor heeft vier maanden de tijd om een potentieel recht van de burger op toelagen in het kader van het gezinsbeleid te onderzoeken en de beslissing aan de burger kenbaar te maken, te rekenen vanaf het moment dat de vraag werd gesteld of het feit dat aanleiding geeft tot het onderzoek zich manifesteert.

    Tijdens deze periode van vier maanden verzamelt de uitbetalingsactor alle nodige informatie om het potentiële recht te onderzoeken. Indien nodig wordt de informatie bij externe diensten in het binnen7 - of buitenland of de betrokken burger gevraagd. Heeft de uitbetalingsactor na drie maanden geen antwoord van de externe binnenlandse dienst of burger ontvangen, dan neemt de uitbetalingsactor contact op met de binnenlandse dienst of burger om zijn vraag te herinneren en wacht ment nog één maand op een eventueel antwoord. Wanneer de uitbetalingsactor binnen die termijn geen reactie van de externe, binnenlandse dienst of burger ontvangt, neemt men een beslissing o.b.v. de gekende feiten.

    Wanneer de bevraagde binnenlandse dienst of burger binnen de vier maanden een reden geeft dat een langere antwoordtermijn rechtvaardigt, dan wacht de uitbetalingsactor totdat de gevraagde informatie wordt gegeven of de langere antwoordtermijn is verstreken.

    Wanneer noodzakelijke informatie door de uitbetalingsactor bij een buitenlandse, externe dienst wordt gevraagd dan wordt de periode van vier maanden geschorst vanaf het moment dat de uitbetalingsactor de vraag heeft gesteld tot het moment dat de uitbetalingsactor het antwoord heeft ontvangen. In voorkomend geval wordt dit aan de begunstigden meegedeeld.

    Indien de uitbetalingsactor inlichtingen opvraagt bij een andere uitbetalingsactor, dan moet de andere uitbetalingsactor binnen de acht dagen een antwoord hebben gegeven. Als na acht dagen de inlichtingen niet kunnen worden gegeven, dan moet de andere uitbetalingsactor dit ook melden.

    Uitbetalingstermijn: twee maanden8

    Nadat de uitbetalingsactor de burger op de hoogte heeft gebracht van zijn beslissing, heeft de uitbetalingsactor, bij een positieve rechtentoekenning, twee maanden de tijd om de desbetreffende toelage uit te betalen. De toelage kan, ten vroegste, op het moment dat alle voorwaarden zijn vervuld worden uitbetaald.

    De selectieve participatietoeslag is tijdig betaald wanneer de betaling gebeurt tijdens het schooljaar waarop deze betrekking heeft of uiterlijk eind februari van het daaropvolgende schooljaar.

    Wanneer de betaling van de toelage niet tijdig kan gebeuren, dan brengt de uitbetalingsactor de burger hiervan op de hoogte, samen met de reden van vertraging. Zolang de betaling aan de burger niet is gebeurd, brengt de uitbetalingsactor de burger om de twee maanden op de hoogte van de reden van vertraging. De burger heeft steeds de mogelijkheid om zijn zaak, respectievelijk, aan de geschillencommissie en aan de bevoegde rechtbank voor te leggen.



    Verwerkingstermijn debet: 30 dagen

    Indien tijdens de beslissingstermijn definitief een debet wordt vastgesteld, heeft de uitbetalingsactor 30 dagen tijd om dit debet te verwerken en de regularisatiebrief aan de schuldenaar te versturen. Dit wil zeggen dat de dossierbeheerder het nodige doet opdat het debet in de CGPA wordt geregistreerd zodat deze schuldvordering kan worden opgevolgd en de regularisatiebrief aan de schuldenaar wordt verstuurd.

    Voorbeeld: op 8 december 2020 ontvangt de dossierbeheerder een flux om te melden dat het meerderjarig kind op 30 juni zijn studies heeft beëindigd en vanaf 1 juli voltijds aan het werk is. De maanden juli tot en met november zijn ten onrechte betaald. De dossierbeheerder heeft 30 dagen tijd, te rekenen vanaf 8 december 2020, om het nodige te doen zodat de schuld in de CGPA is geregistreerd en de regularisatiebrief aan de begunstigde is verstuurd.

    3.3. Intresten ten voordele van de burger

    Intresten zijn automatisch verschuldigd aan de burger wanneer de uitbetalingsactor binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de desbetreffende toelage deze toelage niet heeft uitbetaald. Deze termijn kan tot vier maanden worden verlengd als een wijziging van de regelgeving over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid een tijdelijke sterke toename9  aan verzoeken of noodzakelijke ambtshalve aanpassingen tot gevolg heeft.

    Bovendien stelt de heersende rechtspraak over het Handvest van de Sociaal Verzekerde dat ook intresten zijn verschuldigd in het geval dat een negatieve beslissing in het kader van een gerechtelijke procedure wordt omgezet in een positieve beslissing. Bv.: Wanneer een uitbetalingsactor een zorgtoeslag niet toekent kan deze beslissing via een gerechtelijke procedure in een positieve beslissing worden omgezet. In dergelijke gevallen zijn er ook intresten ten voordele van de burger verschuldigd.

    Intresten op de selectieve participatietoeslag zijn pas verschuldigd vanaf de maand maart van het schooljaar volgend op het schooljaar waarin de selectieve participatietoeslag verschuldigd is.

    Wanneer de vertraging in de uitbetaling aan de uitbetalingsactor te wijten is, dan zijn er automatisch intresten verschuldigd vanaf de vierde maand na de ontvangst van het schriftelijke verzoek om een toelage of na het feit dat aanleiding geeft tot het ambtshalve onderzoek naar het recht op een toelage.

    De intrest wordt berekend vanaf het moment waarop het recht op de toelage is ontstaan.

    Tarief-en intrestberekening

    De intrest maakt deel uit van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en wordt voor elke schuldvordering apart berekend. Enkel het totaalbedrag aan intresten wordt op de eurocent afgerond. Wanneer het gedeelte van een cent lager ligt dan 0,5 cent dan wordt er naar beneden afgerond. Wanneer het gedeelte van een cent 0,5 of meer bedraagt dan wordt er naar boven afgerond.

    De wettelijke intrestvoet is van toepassing10 .

    3.4. Motivering, vermeldingen en kennisgeving

    Motivering

    Elke beslissing die in de rechten van de begunstigde raakt11 , moet met redenen worden omkleed. Wanneer de beslissing betrekking heeft op een geldsom, wordt de berekeningswijze in de beslissing vermeld. De mededeling van de berekeningswijze geldt dan als motivering en kennisgeving.

    Vermeldingen

    Verder moeten op de betalingsformulieren, dat de uitbetaling aan de begunstigde bevestigt, minstens volgende vermeldingen staan:

    • de omschrijving van de aard van de prestatie;
    • de periode waarin de prestatie is uitgevoerd;
    • het totale bedrag dat uitbetaald wordt, met een overzicht van de toegekende bedragen van de toelagen (per kind);
    • het tijdstip waarop de toelagen uitbetaald worden;
    • de motivering en de decretale of reglementaire bepaling waarop de betaling is gegrond;
    • het rekeningnummer van de begunstigde waarop de toelagen zullen worden gestort.

    Bepaalde beslissingen tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden genomen op basis van gegevens die via informaticaprogramma’s worden verkregen en waarvan geen akte ter beschikking is. Beslissingen genomen op basis van dergelijke gegevens worden geacht te zijn gemotiveerd op voorwaarde dat de relevante gegevens waarop de beslissing is gebaseerd gedurende de langste verjaringstermijn, bepaald volgens artikel 95 tot en met 99 Groeipakketdecreet, bewaard blijven.

    Daarnaast heeft de potentiële begunstigde het recht om, op elk moment, schriftelijk te vragen op de hoogte te worden gebracht van de motivering van de beslissing

    Verder vermelden individuele beslissingen die in de rechten raken, altijd de volgende gegevens:

    • de mogelijkheid om inlichtingen te krijgen over de beslissing bij de uitbetalingsactor;
    • de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Vlaamse Ombudsdienst, de uitbetalingsactor of bij de klachten- en bemiddelingsdienst die opgericht is binnen het Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid;
    • de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de geschillencommissie;
    • de mogelijkheid om bij de bevoegde rechtbank beroep in te stellen, na uitputting van het beroep bij de geschillencommissie; het adres van de geschillencommissie en de bevoegde rechtbank;
    • de termijn om bij de geschillencommissie en bij de bevoegde rechtbank beroep in te stellen, en de wijze waarop dat moet gebeuren;
    • de inhoud van artikel 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek;
    • de refertes van het dossier, van de betrokken dienst en van de dossierbeheerder.

    Indien deze gegevens niet worden vermeld, dan gaat de termijn om een beroep in te stellen bij de geschillencommissie pas in vier maanden na de kennisgeving van de beslissing.

    Het vermelden van bovenstaande gegevens bij individuele beslissingen die in de rechten raken zijn niet vereist:

    • wanneer de beslissing enkel betrekking heeft op een indexering;
    • wanneer het gaat om beslissingen tot betaling van prestaties op voorwaarde dat die betalingen alleen de herhaalde uitvoering zijn van een eerder genomen beslissing die in de rechten raakt en waarbij de begunstigden, bij de eerder genomen beslissing, op de hoogte zijn gebracht;
    • wanneer het gaat om de beslissing tot het toekennen van de leeftijdsbijslag voorzien in artikel 212 van het Groeipakketdecreet als:
      • de eerste leeftijdsbijslag wordt toegekend;
      • een wijziging van het bedrag van de betaalde leeftijdsbijslag met niets anders verband houdt dan met de leeftijd van het kind vanaf de tweede betaling van de kinderopvangtoeslag;
    • bij de betaling van de universele participatietoeslagen.

    Beslissingen tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen moeten, naast alle hierboven beschreven gegevens ook nog volgende aanduidingen bevatten:

    • de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald;
    • het totale onverschuldigde bedrag dat is betaald, en de berekeningswijze ervan;
    • de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan;
    • de verjaringstermijn die van toepassing is;
    • in voorkomend geval, de mogelijkheid voor de uitbetalingsactor om van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen af te zien en de procedure die daarvoor moet worden gevolgd;
    • de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen.

    Indien deze gegevens niet worden vermeld bij de beslissingen tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen, dan gaat de termijn om een beroep in te stellen bij de geschillencommissie pas in vier maanden na de kennisgeving van de beslissing.

    Kennisgeving

    De kennisgeving aan de begunstigde gebeurt altijd op een schriftelijke of elektronische wijze. Enkel wanneer het wettelijk of reglementair is bepaald12  of noodzakelijk is om de begunstigde te informeren13  worden aangetekende zendingen of elektronische berichten met ontvangstmelding verstuurd.

    Wanneer de aangetekende zending aan de uitbetalingsactor wordt teruggestuurd of de uitbetalingsactor krijgt geen ontvangstmelding van de elektronisch verstuurde mededeling, verstuurt de uitbetalingsactor de mededeling aan de begunstigde via gewone schriftelijke of elektronische post.

    4. Verjaring

    4.1. Verjaringstermijn rechtsvorderingen die begunstigde van toelagen in het kader van het gezinsbeleid kan instellen

    De aanvang van de verjaringstermijnen is verschillend voor de periode vóór 1 januari 2019 en vanaf 1 januari 2019. Voor verjaringstermijnen die aanvingen vóór 1 januari 2019 gelden de regels van artikel 120 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW). Voor de verjaringstermijnen die aanvingen vanaf 1 januari 2019 gelden de regels van artikel 95 van het Groeipakketdecreet (GPD).

    De Validatiegroep heeft op 21 januari 2020 besloten dat een wijziging in verjaringstermijn niet nadelig mag zijn voor de burger.  

    Dit leidt ertoe dat we voor de toekenningen de verjaringstermijn van artikel 120 AKBW volgen,  zodat de verjaringstermijn van 5 jaar voor de kinderbijslag van een bepaald kwartaal,  aanvangt op de laatste dag van dat kwartaal.  Pas vanaf 1 januari 2024 volgt de toepassing van artikel 95 Groeipakketdecreet. Vanaf dat moment is er immers geen nadeel meer voor de burger. 

    Voor de terugvorderingen passen we eveneens het principe toe dat een wijziging in verjaringstermijn niet nadelig mag zijn voor de burger. Bijgevolg passen we voor alle terugvorderingen, die vanaf 1 januari 2019 worden opgemaakt, de verjaringstermijn van artikel 97 Groeipakketdecreet toe.

    4.2. Termijn vijf jaar

    De verjaringstermijn waarbinnen begunstigden hun rechtsvorderingen m.b.t. de toelagen in het kader van het gezinsbeleid moeten instellen bedraagt vijf jaar. Deze termijn geldt ook voor de bijslagen die in toepassing van de AKBW werden uitbetaald.

    ​4.3. Begin verjaringsperiode voor de toelagen in het kader van het gezinsbeleid

    Aanvang verjaringstermijn vóór 1 januari 2019 (artikel 120 AKBW)

    Voor de kinderbijslag begint de verjaringstermijn te lopen vanaf de laatste dag van het trimester waarin de kinderbijslag verschuldigd is.

    Voorbeeld: Een dossierbeheerder krijgt een aanvraag voor kinderbijslag o.b.v. de AKBW binnen op 8 december 2020. In dit geval gaat om een toekenning en volgen we de verjaringstermijn van artikel 120 AKBW. De dossierbeheerder kan tot 5 jaar terug gaan om de kinderbijslag toe te kennen. Concreet telt de dossierbeheerder eerst 5 jaar terug tot 8 december 2015. Aangezien artikel 120 AKBW van toepassing is, kan de dossierbeheerder teruggaan tot de eerste dag van het kwartaal, zijnde 1 oktober 2015. Bijgevolg kan de dossierbeheerder voor de periode van 1 oktober 2015 t.e.m. 31 december 2018 nog kinderbijslag o.b.v. de AKBW toekennen.

    Voor het kraamgeld begint de verjaringstermijn te lopen vanaf de laatste dag van het trimester waarin de geboorte plaatsvond.

    Voor de adoptiepremie, begint de termijn van vijf jaar te lopen vanaf de laatste dag van het trimester waarin het verzoekschrift dat de wil uitdrukt om te adopteren wordt ingediend bij de bevoegde rechtbank of, bij gebrek hieraan, de laatste dag van het trimester waarin de adoptieakte is ondertekend. Indien het kind op deze datum nog geen deel uitmaakt van het gezin van de adoptant, begint de verjaringstermijn te lopen vanaf de laatste dag van het trimester waarin het kind werkelijk deel uitmaakt van dit gezin.

    Aanvang verjaringstermijn vanaf 1 januari 2019 (artikel 95 GPD)

    Voor de gezinsbijslagen begint de verjaringstermijn te lopen vanaf de eerste dag van de maand waarin de gezinsbijslagen zijn uitbetaald. Voorbeeld: de gezinsbijslagen van juli 2020 worden rond 8 augustus 2020 uitbetaald. Bijgevolg start de verjaringstermijn op 1 augustus 2020. De verjaringstermijn van de zorgtoeslag begint te lopen vanaf de eerste van de maand na de maand waarin de eerste aanvraag voor een zorgtoeslag werd ingediend.

    Voorbeeld: De eerste aanvraag tot zorgtoeslag voor een kind geboren in 2014 wordt op 12 februari 2024 ingediend In dit geval is de aanvraag na 1 januari 2024 ingediend. Hierdoor is artikel 95, Groeipakketdecreet van toepassing. De dossierbeheerder kan in dit geval maar terugtellen tot het begin van de maand 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag tot zorgtoeslag, zijnde 1 februari 2019. Bijgevolg kan, in dit geval, de zorgtoeslag maar vanaf 1 februari 2019 worden toegekend.

    De verjaringstermijn voor het startbedrag geboorte start op de eerste dag van de maand die volgt op de maand van geboorte.

    De verjaringstermijn voor het startbedrag adoptie start op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het verzoekschrift tot adoptie bij de bevoegde rechtbank is ingediend. Indien dit verzoekschrift niet bestaat of voorhanden is dan start de verjaring op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de adoptieakte is ondertekend. Indien het kind op de voorgaande data nog geen deel uitmaakt van het gezin dan vangt de verjaringstermijn voor het startbedrag adoptie pas aan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind effectief deel van het adoptiegezin uitmaakt.

    Voor de selectieve participatietoeslagen begint de verjaringstermijn te lopen op 1 september van het schooljaar waarop de selectieve participatietoeslagen betrekking zouden hebben.  

    Voor de kleutertoeslagen, neemt de termijn van vijf jaar een aanvang op: 

    • de eerste dag van de maand na de derde verjaardag van de leerling voor wat betreft de kleutertoeslag vermeld in artikel 54 GPD; 
    • de eerste dag van de maand na de vierde verjaardag van de leerling voor wat betreft de kleutertoeslag vermeld in artikel 55 GPD.

    De verjaringstermijn voor de kinderopvangtoeslag begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de kinderopvangdag, waarop de kinderopvangtoeslag betrekking heeft, plaats heeft. Voorbeeld: Het kind gaat op 21 december 2020 naar de kinderopvang. De verjaringstermijn voor de kinderopvangtoeslag voor 21 december 2020 begint te lopen vanaf de eerste van de maand volgend op de maand waarin de kinderopvangdag plaats heeft, in dit geval is dit op 1 januari 2021.

    4.4. Schorsingstermijn rechtsvordering burger

    De verjaringstermijn wordt geschorst:

    • tijdens de procedure voor de geschillencommissie;
    • tijdens de procedure voor de bevoegde rechtbank;
    • bij elke afbetaling van de schuld door de schuldenaar; 
    • op basis van de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek14 .

    Deze schorsing begint op de datum waarop de aangetekende zending naar de geschillencommissie of de bevoegde rechtbank is gestuurd of op de datum van het ontvangstbewijs dat de geschillencommissie of de bevoegde rechtbank aan de begunstigde (of zijn vertegenwoordiger) heeft afgeleverd.

    De schorsing van de verjaringstermijn eindigt wanneer:

    • de beslissing van de geschillencommissie definitief is;
    • de beslissing van de bevoegde rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.

    4.5. Afzien en niet toepasbaar

    De uitbetalingsactoren kunnen in geen enkel geval ervoor kiezen om van de verjaring af te zien. Bovendien zijn de bovenstaande regels van verjaring niet van toepassing tijdens een periode waarin onverschuldigde toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden terugbetaald.

    4.6. Stuiting

    De verjaringstermijn wordt gestuit nadat een persoon een verzoek of een klacht heeft ingediend. De stuiting gaat in op de datum van de aangetekende brief of bij gebreke daaraan op de datum van het ontvangstbewijs dat de bevoegde uitbetalingsactor aan de verzoeker of klager bezorgt.

    Verjaringstermijn ten onrechte betaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid

    De verjaringstermijn waarbinnen uitbetalingsactoren de ten onrechte uitbetaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid kunnen terugvorderen, bedraagt drie jaar. De verjaringstermijn wordt verlengd tot vijf jaar wanneer de ten onrechte uitbetaalde toelage het gevolg is van bedrog of bedrieglijke handelingen (fraude) van de begunstigde. Deze verjaringstermijn begint op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de toelage is uitbetaald.15

    Voorbeeld: Op 25 juni 2024 komt aan het licht dat een begunstigde al 5 jaar ten onrechte Groeipakket ontvangt. Er is geen fraude gepleegd. De dossierbeheerder kan op basis van het Groeipakketdecreet teruggaan tot de eerste dag van de maand drie jaar voorafgaand aan de vaststelling van het onverschuldigd bedrag. Bijgevolg kan de dossierbeheerder de ten onrechte betaalde bedragen vanaf 1 juni 2021 terugvorderen. Hierbij is het niet relevant over welke periode de betalingen betrekking hebben.

    De verjaringstermijn van toelagen die ten onrechte zijn uitbetaald door de toekenning of de vermeerdering van een voordeel dat, geheel of gedeeltelijk niet samen met de toelagen kan worden genoten, begint pas op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het voordeel of de vermeerdering is betaald.

    Voorbeeld: een Belg die in een EU-lidstaat is tewerkgesteld ontvangt op basis van Verordening 883/2004 gezinsbijslagen in zijn werkstaat. Vanaf 1 mei 2020 ontvangt de Belg in zijn woonstaat (het Nederlandse taalgebied) basisbedragen voor dezelfde kinderen. Op 25 juni 2024 komt aan het licht dat de basisbedragen ten onrechte zijn uitbetaald, aangezien hij voor deze kinderen reeds gezinsbijslagen in zijn werkstaat ontvangt. De dossierbeheerder kan op basis van het Groeipakketdecreet teruggaan tot de eerste dag van de maand drie jaar voorafgaand aan de vaststelling van het onverschuldigd bedrag. Bijgevolg kan de dossierbeheerder de ten onrechte betaalde bedragen vanaf 1 juni 2021 terugvordering. Hierbij is het niet relevant over welke periode de betalingen betrekking hebben.

    Stuiting van de verjaring

    De verjaringstermijn van drie of vijf jaar wordt gestuit door de kennisgeving van de beslissing tot terugvordering van ten onrechte betaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid, op voorwaarde dat in deze beslissing de periode wordt aangegeven waarvoor de toelagen in het kader van het gezinsbeleid ten onrechte zijn ontvangen. De stuiting gaat in op de dag dat de aangetekende brief wordt verzonden. Deze aangetekende brief moet worden gestuurd wanneer:

    • de verjaring ten einde loopt;
    • een nieuwe schuld aan de schuldenaar wordt betekend terwijl er nog steeds een oude schuld niet is aangezuiverd16 ;
    • een tweede aanmaning dient te worden verstuurd vooraleer het dossier aan Vlabel wordt overgemaakt.

    4.7. Schorsing(stermijn) van de verjaring

    De verjaring wordt geschorst door:
    • alle beroepen bij de geschillencommissie;
    • alle rechtsgedingen met betrekking tot de terugvordering van ten onrechte betaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
    • alle rechtsvorderingen met betrekking tot de terugvordering van ten onrechte betaalde toelagen in het kader van het gezinsbeleid.

    Enkel wanneer de persoon, die de onverschuldigde toelagen in het kader van het gezinsbeleid moet terugbetalen, de bovengenoemde beroepen, rechtsgedingen en rechtsvorderingen inleidt, wordt de verjaringstermijn geschorst.

    De schorsing begint op de dag van de akte van rechtsingang en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

    • 1Zie: punt 4.1, Memorie van Toelichting.
    • 2Dienstige inlichtingen omvatten alle gegevens die de verzoeker duidelijkheid kunnen geven over zijn individuele situatie m.b.t. de toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Deze gegevens hebben ten minste betrekking op: de toekenningsvoorwaarden, het behoud van de toekenning en op de elementen waarmee rekening wordt gehouden om het bedrag van de toelagen te bepalen.
    • 3De sociale kaart bevat een overzicht van zorgvoorzieningen en zorgverstrekkers in Vlaanderen en Brussel. Meer info zie: https://www.desocialekaart.be/.
    • 4Onder schriftelijke communicatie zijn ook websites en portalen begrepen.
    • 5Indien de uitbetalingsactoren over de nodige informatie beschikken.
    • 6Deze termijn kan tot acht maanden worden verlengd als: • een wijziging van de regelgeving over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid een tijdelijke sterke toename aan verzoeken of noodzakelijke ambtshalve aanpassingen tot gevolg heeft; • er significante problemen bij het proces van datakoppeling en uitwisseling van gegevens dat noodzakelijk is voor de automatische rechtentoekenning optreden. Vooraleer deze verlenging kan plaatsvinden, is een beslissing van de Vlaamse regering via BVR noodzakelijke. Wat onder: “een tijdelijke sterke toename aan verzoeken” en “significante problemen” wordt verstaan zal door de minister worden bepaald.
    • 7Wanneer er informatie aan een kinderbijslagfonds uit Brussel of Wallonië wordt gevraagd dan wordt de beslissingstermijn van 4 maanden niet geschorst. Indien na 3 maanden de uitbetalingsactor van dit kinderbijslagfonds de gevraagde informatie nog niet heeft verkregen, neemt die contact op met het kinderbijslagfonds om de vraag tot informatie te herinneren. Heeft de uitbetalingsactor 1 maand later de gevraagde informatie nog steeds niet verkregen, dan neemt die een beslissing op basis van de beschikbare gegevens.
    • 8Deze termijn kan tot vier maanden worden verlengd als een wijziging van de regelgeving over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid een tijdelijke sterke toename aan verzoeken of noodzakelijke ambtshalve aanpassingen tot gevolg heeft. Vooraleer deze verlenging kan plaatsvinden, is een beslissing van de Vlaamse regering via BVR noodzakelijke. Wat onder: “een tijdelijke sterke toename aan verzoeken” en “significante problemen” wordt verstaan zal door de minister worden bepaald.
    • 9Wat onder “een tijdelijke sterke toename aan verzoeken” wordt verstaan, zal door de minister worden bepaald.
    • 10De wettelijke intrestvoet wordt op basis van artikel 2, §1, van de wet van 5 mei 1865 betreffende lening tegen intrest bepaald. Zie ook: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algem….
    • 11Zie: Plicht tot kennisgeving.
    • 12Bijvoorbeeld in artikel 98 van het Groeipakketdecreet of artikel 1410, §5 van het Gerechtelijk Wetboek.
    • 13Zoals in het geval van inhoudingen krachtens artikel 1410, §4, van het Gerechtelijk Wetboek.
    • 14Artikels 2251 tot en met 2259 van het Burgerlijk Wetboek.
    • 15Op basis van de beslissing van de Validatiegroep op 21 januari 2020 is op terugvorderingen, opgemaakt vanaf 1 januari 2019, enkel artikel 97, Groeipakketdecreet van toepassing. Artikel 120bis AKBW wordt niet meer toegepast.
    • 16Deze aangetekende brief bevat ook de nodige informatie m.b.t. de oude schuld.
    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top