Kruimelpad
Artikel 13 BVR R&P Begunstigden
Tekst
De schuldenaar aan wie een beslissing tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag is meegedeeld, kan bij de uitbetalingsactor, waarbij de schuld is ontstaan, een verzoek indienen om van die terugvordering af te zien. De uitbetalingsactor die dat verzoek ontvangt, stuurt een ontvangstbewijs naar de begunstigde.
Een verzoek, in de zin van het eerste lid, om af te zien van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag kan alleen ingewilligd worden als de schuldenaar voldoet aan de volgende twee voorwaarden:
- te goeder trouw zijn;
- zich in een onzekere financiële situatie bevinden.
In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder te goeder trouw: zich in een behartenswaardige positie bevinden.
De minister bepaalt de wijze waarop de goede trouw, vermeld in het tweede lid, 1°, in bijzondere, gemotiveerde gevallen of in bepaalde categorieën van gevallen wordt vastgesteld.
De financiële situatie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt beoordeeld op basis van de bestaansmiddelen van het gezin.
Als de bestaansmiddelen van de schuldenaar en van een eventuele echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt opgeteld zijn, wordt een forfaitaire vermindering toegekend voor de echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt en voor elk kind van het gezin dat kinderbijslag ontvangt. Het bedrag wordt vergeleken met de minimumgrens van 1128 euro en een maximumgrens die gelijk is aan de minimumgrens van 1128 euro vermenigvuldigd met 1,5. Bevindt de schuldenaar zich onder de minimumgrens dan wordt afgezien van terugvordering. Bevindt de schuldenaar zich boven de maximumgrens dan is afzien van de terugvordering niet mogelijk. Tussen die twee grenzen kan gradueel afgezien worden van de terugvordering van de onverschuldigde betaling. De minister stelt de tussenliggende grenzen vast alsook de graduele terugvordering die op deze basis mogelijk is.
Als bestaansmiddelen, zoals vermeld in het vijfde lid, worden beschouwd alle gelden van welke aard ook waarover het gezin van de schuldenaar beschikt, behalve de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en andere gezinsuitkeringen die de schuldenaar zelf en de personen aangeduid in het voorgaande lid ontvangen.
De forfaitaire vermindering uit het zesde lid bedraagt 224 euro en wordt geïndexeerd conform artikel 4, §1, van het Groeipakketdecreet van 2018.
De minister bepaalt op welke wijze de bestaansmiddelen gecontroleerd worden om een onzekere financiële situatie als vermeld in het tweede lid, 2°, vast te stellen.
In het vijfde lid wordt feitelijk gezin gebruikt zoals beschreven in artikel 1, 2°, van het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag.
Historiek
Besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2022 tot vaststelling van maatregelen voor gelegenheidsarbeiders voor de periode van 1 april 2020 tot en met 30 september 2021 ten gevolge van de uitbraak van het COVID-19-virus, wat betreft de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en tot wijziging van diverse besluiten over de toelagen in het kader van het gezinsbeleid - hoofdstuk 3 - artikel 20 - inwerkingtreding 25.03.2022
In artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
“In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder te goeder trouw: zich in een behartenswaardige positie bevinden. ”; - tussen het derde en het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
“De minister bepaalt de wijze waarop de goede trouw, vermeld in het tweede lid, 1°, in bijzondere, gemotiveerde gevallen of in bepaalde categorieën van gevallen wordt vastgesteld.”; - in het zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden “in het vierde lid” vervangen door de woorden “in het vijfde lid”;
- in het zevende lid, dat het achtste lid wordt, worden de woorden “uit het vijfde lid” vervangen door de woorden “uit het zesde lid” en wordt de zinsnede “overeenkomst artikel 4, §1 van het decreet van 27 april 2018” vervangen door de zinsnede “conform artikel 4, §1, van het Groeipakketdecreet van 2018”;
- in het negende lid, dat het tiende lid wordt, worden de woorden “In het vierde lid” vervangen door de woorden “In het vijfde lid”.
gearchiveerde versie (01.01.2020 – 24.03.2022)
___________________________________
Besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2020 tot wijziging van artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels voor de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid (B.S. 13.10.2020) - artikel 1 inwerkingtreding 01.01.2020
In artikel 13, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels voor de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018, wordt de zin “Het bedrag wordt vergeleken met de minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en een maximumgrens die gelijk is aan de minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vermenigvuldigd met 1,5." vervangen door de zin “Het bedrag wordt vergeleken met de minimumgrens van 1128 euro en een maximumgrens die gelijk is aan de minimumgrens van 1128 euro vermenigvuldigd met 1,5.”.
gearchiveerde versie (01.01.2019 - 31.12.2019)
___________________________________
Besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2018 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, het Procedurebesluit van 9 mei 2014, het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014 en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2018 houdende de erkenning en de subsidiëring van consultatiebureaus en de erkenning van consultatiebureauartsen, wat betreft de procedure in het kader van samenvoeging van gemeenten, tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018 tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels voor de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid - (B.S. 28.12.2018) - artikel 8
Inwerkingtreding 01.01.2019
In artikel 13, vijfde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels voor de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wordt de zin "Het bedrag wordt vergeleken met de maximum- en minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek." vervangen door de zin "Het bedrag wordt vergeleken met de minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en een maximumgrens die gelijk is aan de minimumgrens, vermeld in artikel 1409, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vermenigvuldigd met 1,5.".
gearchiveerde versie (vervangen vóór de datum van inwerkingtreding)
Referenties
Rechtsgrond
Zie ook
13 maart 2019 - Ministerieel besluit van tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels over de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft meldingen in en motivering van een beslissing over toelagen en de voorwaarden om af te zien van terugvordering van onverschuldigde toelagen, wat betreft de vaststelling van de goede trouw (B.S. 13.12.2022) - artikel 3/1
A/40 van 8 december 2022 - Mededeling A/40 van het VUTG - Behartenswaardigheid