Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

A/40 van 8 december 2022 - Behartenswaardigheid

    A/40 - Mededeling van het VUTG

    8 december 2022

    Betreft: Behartenswaardigheid

     

    1. Context

    Het Groeipakketdecreet van 2018 voorziet in artikel 103 §2 dat de uitbetalingsactor kan afzien van de terugvordering van onverschuldigd betaalde toelagen in het kader van gezinsbeleid.  

    Het BVR Rechten en Plichten van 13 juli 2018 bepaalt in artikel 13 dat de schuldenaar aan wie een beslissing tot terugvordering van het onverschuldigd bedrag is meegedeeld een verzoek kan indienen bij de bevoegde uitbetalingsactor. Dit verzoek kan alleen ingewilligd worden als de schuldenaar te goeder trouw is en zich in een onzekere financiële situatie bevindt. 

    De Vlaamse regering keurde op 11 februari 2022 de wijziging van artikel 13 BVR Rechten en Plichten goed die betrekking heeft op de mogelijkheid om af te zien van de terugvordering van onverschuldigde toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Met deze wijziging wordt het begrip “goeder trouw” voortaan gedefinieerd als volgt: zich in een behartenswaardige positie bevinden. 

    De wijziging van de definitie van het begrip heeft tot doelstelling om afstand van terugvordering te kunnen verlenen in schrijnende situaties die voorheen niet voorzien waren in de definitie goede trouw “wist of kon redelijkerwijze weten” en zo tot maatschappelijk ongewenste situaties leidde. De minister bepaalt de wijze waarop de goede trouw in bijzondere, gemotiveerde gevallen of in bepaalde categorieën van gevallen wordt vastgesteld. Dit resulteerde in het MB van 4 november 2022 (cfr. infra 5. Regelgeving).

    2. Voorwaarden en criteria

    2.1. Algemeen

    Conform artikel 14 van het BVR Rechten en Plichten kan de uitbetalingsactor op eigen initiatief afzien van de terugvordering wanneer het onverschuldigd bedrag minder bedraagt dan 50 euro en niet kan ingehouden worden via later verschuldigde toelagen.

    Daarnaast bepaalt artikel 15 van datzelfde BVR dat wanneer de schuldvordering gedwongen moet worden ingevorderd via de Vlabel-procedure en het terug te vorderen bedrag kleiner is dan 200 euro, ambtshalve wordt afgezien van de terugvordering.

    Wanneer er echter fraude wordt vastgesteld, is het in geen enkele situatie mogelijk om af te zien van de terugvordering. Dit kan noch op eigen initiatief, noch op vraag van de begunstigde, cfr. artikel 16 BVR Rechten en Plichten.

    In alle andere situaties ligt het initiatief bij de begunstigde(n). Als een begunstigde wenst dat de uitbetalingsactor afziet van een terugvordering, dan moet(en) de begunstigde(n) hiervoor een verzoek richten aan de uitbetalingsactor. Uiteraard geldt ook hier de informatieverplichting van de uitbetalingsactor t.o.v. de begunstigde(n) en moet(en) de begunstigde(n) geïnformeerd worden over de mogelijkheid van een verzoek tot afstand van de terugvordering.

    Het verzoek tot afstand van terugvordering dient te gebeuren door de ontvanger(s) van de toelagen.

    Indien beide ouders ontvanger zijn en ze beiden een verzoek tot afstand van terugvordering doen, kan de behartenswaardigheid t.o.v. hen beiden worden toegepast. Zo niet, dan enkel t.o.v. de enige ontvanger voor het bedrag dat hem/haar ten onrechte werd uitgekeerd.

    Indien er twee ontvangers zijn en slechts één van hen doet een verzoek tot afstand van terugvordering:

    • Indien de twee ontvangers samenwonen, dan dient de kwijtschelding minstens gevraagd worden door beide ontvangers.
    • Indien de twee ontvangers niet samenwonen, kan de aanvraag onderzocht worden in hoofde van deze ene ontvanger, maar dient voorbehoud gemaakt te worden t.o.v. de andere ontvanger dat de gehele som kan ingevorderd worden lastens deze.

    2.2. Voorwaarden

    Het verzoek tot afstand van terugvordering vanwege de begunstigde(n) kan enkel positief worden beantwoord indien het verzoek voldoet aan twee cumulatieve voorwaarden. In dat geval kan de schuldvordering geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden. 

    Deze twee cumulatieve voorwaarden zijn:  

    1. de goede trouw1 : de begunstigde(n) moet(en) zich in een behartenswaardige positie bevinden.  
    2. de financiële voorwaarde: het gezin beschikt over geringe bestaansmiddelen binnen de grenzen bepaald in artikel 13 BVR Rechten en Plichten.  

    De financiële situatie van begunstigde(n) kan door een solvabiliteitscontrole aangevraagd bij het team sociale begeleiding en toezicht onderzocht worden: 

    • Bestaansmiddelen bedragen maximum 1.795,57 euro: een afzien van terugvordering is mogelijk.
    • Bestaansmiddelen zijn lager of gelijk aan 1.197,04 euro: er kan voor 100% worden afgezien van terugvordering. 

    Let op: de financiële voorwaarde, via een solvabiliteitscontrole aangevraagd bij het team sociale begeleiding en toezicht, wordt slechts onderzocht indien voldaan is aan de eerste voorwaarde van de behartenswaardigheid. Ingeval de uitbetalingsactor evenwel reeds beschikt over bewijsstukken en informatie waaruit vrijwel onmiddellijk kan geconcludeerd worden dat de aanvrager(s) niet voldoe(t)(n) aan de financiële voorwaarde, kan de uitbetalingsactor reeds een beslissing nemen m.b.t. behartenswaardigheid op basis van het financiële criterium en dient de eerste voorwaarde van de goede trouw niet meer onderzocht worden. De uitbetalingsactor brengt het dossier in elk geval wel nog voor op het behartenswaardigheidsplatform wanneer de schuld meer dan 1.000 euro bedraagt. Bedraagt de aanvraag een schuld 1.000 euro of minder, dan kan de uitbetalingsactor onmiddellijk een beslissing nemen op beide punten.

    Elke beoordeling blijft een individuele beoordeling op basis van de aangeleverde bewijstukken en informatie. De informatie wordt in de mate van het mogelijke gecheckt door de gezinsinspecteur.

    De uitbetalingsactor stelt – in het kader van goed dossierbeheer – de behartenswaardigheid vast. De uitbetalingsactor oordeelt hierover op basis van alle aangebrachte en aanwezige elementen in het dossier.

    Wat betreft de beoordeling van de voorwaarde van de goede trouw ingeval er twee ontvangers zijn, moeten zij beiden voldoen aan de voorwaarde van de goede trouw op basis van hun gezinssituatie.

    • Indien de twee ontvangers samenwonen en/of ze doen beiden een aanvraag, dan dienen ze allebei te voldoen aan de voorwaarde van de behartenswaardigheid.
    • Indien de twee ontvangers niet samenwonen en slechts één van hen doet een aanvraag, dan dient de ontvanger/aanvrager te voldoen aan de voorwaarde van de behartenswaardigheid.

    Wat betreft de beoordeling van de financiële voorwaarde ingeval er twee ontvangers zijn, dan moeten ze beiden voldoen aan deze voorwaarde o.b.v. hun gezinssituatie.

    • Indien de twee ontvangers samenwonen wordt er rekening gehouden met hun gezamenlijke bestaansmiddelen.
    • Indien de twee ontvangers niet samenwonen wordt er rekening gehouden met de bestaansmiddelen van hun feitelijk gezin en die van de eventuele echtgenoot of wettelijke samenwonende (ongeacht of zij samenwonen – cfr. artikel 13 BVR Rechten en plichten begunstigden).
    • De beoordeling gebeurt elk voor hun aandeel (1/2 van de schuldvordering). Zoals hierboven reeds gesteld, dient wel voorbehoud gemaakt te worden t.o.v. de andere ontvanger dat de gehele som kan ingevorderd worden lastens deze.

    2.3. Categorieën van behartenswaardigheid

    De behartenswaardigheid kan maar onderzocht en aanvaard worden binnen drie categorieën.

    2.3.1. Categorie 1: handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, zonder betrokkenheid van de leden van het feitelijke gezin, waardoor de begunstigde niet als veroorzaker van de terugvorderingen kan worden aangezien

    In deze eerste categorie liggen externe actoren aan de basis van het onverschuldigd betalen van de toelagen. De begunstigde(n) of leden van het feitelijk gezin van de begunstigde(n) mogen hiervan niet de oorzaak zijn.

    In volgende situaties zou bijvoorbeeld tot behartenswaardigheid kunnen geoordeeld worden:

    • De begunstigden hebben onderling een ernstige verstoorde relatie en vormen twee aparte feitelijke gezinnen, waarbij bijvoorbeeld de schooltoeslag dient te worden teruggevorderd bij de begunstigde omdat de ex-partner (in casu de andere ouder van het kind), wiens inkomen in aanmerking wordt genomen voor de inkomenstoets, heeft nagelaten wijzigingen m.b.t. zijn feitelijk gezin door te geven, waardoor na uitbetaling wordt vastgesteld dat de inkomensvoorwaarde niet is vervuld.
    • Door de houding van en/of de verstoorde relatie met de rechthebbende leerling was de begunstigde niet op de hoogte dat de pedagogische voorwaarden voor de schooltoeslag niet vervuld waren, zoals bijvoorbeeld wanneer de rechthebbende leerling, zonder medeweten van de ouders/begunstigden, zijn studies heeft stopgezet. 
    2.3.2. Categorie 2: de personen die deel uitmaken van het feitelijke gezin, het rechthebbende of rechtgevende kind, bevinden zich in een behartenswaardige (fysieke en/of mentale) gezondheidstoestand

    In volgende situaties zou bijvoorbeeld tot behartenswaardigheid kunnen geoordeeld worden:

    • De leerling was onvoldoende aanwezig op school door een bewezen ziekte, maar de gewettigde afwezigheid wegens ziekte werd ten aanzien van de school niet vastgesteld door een medisch afwezigheidsattest.
    • Door een ernstige ziekte van de begunstigde en de zorgbehoevendheid die daarmee gepaard gaat, heeft hij nagelaten zijn administratie op orde te houden en laattijdig de uitbetalingsactor geïnformeerd over een wijziging in de gezinssituatie.
    • Ook wanneer er sprake is van een ernstig misdrijf (bijvoorbeeld tienerpooierschap) of een traumatische ervaring voor het kind (bijvoorbeeld onverwacht overlijden in het directe netwerk) kan er sprake zijn van behartenswaardigheid.
    2.3.3. Categorie 3: externe factoren waardoor de terugvordering van de onverschuldigde betaalde toelagen disproportionele leedverzwaring toebrengt aan de begunstigde

    De disproportionele leedverzwaring wordt beoordeeld op basis van de specifieke situatie waarin de begunstigde zich bevindt. Als de terugvordering ook het bijkomende leed en de bijkomende nadelige gevolgen met zich meebrengt voor de begunstigde en niet in verhouding staan door het voordeel dat de terugvordering beoogt. 

    In volgende situaties zou bijvoorbeeld tot behartenswaardigheid kunnen geoordeeld worden: 

    • een woningbrand of een natuurramp zoals een overstroming waarbij de begunstigde al zijn bezittingen is verloren.
    • een beschermingsmaatregel binnen de jeugdhulp waarbij ingevolge de precaire familiale situatie een jongvolwassene geplaatst werd, zijn beperkte financiële buffer heeft aangewend om een stabiele woonsituatie te creëren.
    • het overlijden van een kind in de loop van een schooljaar en de terugvordering van het basisbedrag zich zou opdringen (de schooltoeslag wordt niet teruggevorderd – zie Mededeling A/23).

    Voor de beoordeling van het feitelijk gezin in het licht van de criteria, wordt het feitelijk gezin bedoeld zoals dit bestaat in het kader van de sociale toeslag en de schooltoeslag.

    3. Behartenswaardigheidsplatform

    Er wordt een Behartenswaardigheidplatform opgericht waar alle uitbetalingsactoren samen met een jurist van het team Sectorbeheer van het VUTG een richtinggevend advies zal uitbrengen. De afstanden van schuldvorderingen die meer dan 1.000 euro bedragen worden onderworpen aan een vierogenprincipe (naar analogie van de aanpak van het fraudeplatform).

    Het Behartenswaardigheidplatform ziet toe op de eenvormige besluitvorming in de dossiers die aan haar worden voorgelegd. De adviezen en de eindkwalificatie zullen steeds strikt en restrictief geïnterpreteerd worden.

    Het platform vergadert tweewekelijks. Zo kan binnen een korte tijdsspanne – na het eventuele onderzoek van de financiële voorwaarde – een antwoord gegeven worden aan de begunstigde(n).

    4. Inwerkingtreding

    Deze mededeling treedt in werking vanaf 1 januari 2023. Het behartenswaardigheidsplatform start op vanaf dat moment.

    5. Regelgeving

    Het Ministerieel Besluit van 4 november 2022 tot wijziging van het ministerieel besluit van 13 maart 2019 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2018 tot vaststelling van de nadere regels over de rechten en plichten van begunstigden in hun contacten met uitbetalingsactoren en tot vaststelling van de regels over de ambtshalve en gedwongen herziening van een beslissing tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft meldingen in en motivering van een beslissing over toelagen en de voorwaarden om af te zien van terugvordering van onverschuldigde toelagen, wat betreft de vaststelling van de goede trouw (B.S. 13.12.2022)

    6. Bijlagen

    7. Vragen

    Vragen betreffende deze mededeling kunnen gericht worden aan advies@vutg.be, met vermelding van de titel van deze mededeling in het onderwerp van uw mail.

    • 1De oorspronkelijke definitie van ‘de goede trouw’ is het niet weten of het redelijkerwijze niet kunnen weten dat men ten onrechte toelagen heeft ontvangen, wat uitgehold wordt door de mededelingsplicht.
    Datum van publicatie
    Datum van afkondiging
    Top