Kruimelpad
Artikel 3 BVR Sociale Toeslagen
Tekst
§1. Het samenwonen, vermeld in artikel 2, §2, blijkt uit een gemeenschappelijk domicilie volgens de gegevens vermeld in het Rijksregister en kan alleen weerlegd worden door een officieel document van een overheid of een overheidsinstelling, dat gebaseerd is op de reële gezinssituatie.
§2. De volgende documenten worden aanvaard als een officieel document als vermeld in paragraaf 1:
een ontvangstbewijs van de aangifte, vermeld in artikel 7, §1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;
- een attest van de politie dat vaststelt dat de toestand, vermeld in het Rijksregister, niet overeenstemt met de reële situatie;
- een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
- een attest van een OCMW dat vaststelt dat de toestand, vermeld in het Rijksregister niet overeenstemt met de reële situatie.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst met officiële documenten die aanvaard worden om de gegevens vermeld in het Rijksregister te weerleggen, aanvullen.
§3. Als het samenwonen niet blijkt uit de gegevens van het Rijksregister, kan de vorming van een feitelijk gezin bewezen worden door:
- een controle door de gezinsinspecteur;
- een vaststelling die gemaakt is door een andere overheidsdienst, waaruit de feitelijke gezinsamenstelling blijkt;
- een beschikking, vonnis of arrest van een rechtbank of hof;
- een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de begunstigde en van de persoon met wie de begunstigde samenwoont.
§4. De vorming van een feitelijk gezin kan weerlegd worden door:
- een huurovereenkomst tussen de begunstigde en de persoon met wie hij samenwoont;
- een arbeidsovereenkomst met recht van inwoon;
- een attest van detentie;
- een registratieformulier van de mantelzorger, die niet een persoon is als vermeld in artikel 2, §2, 1°;
- een afwezigheidsattest van het vluchthuis of sociaal huis;
- een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een rechtgevend kind in het gezin;
- een verklaring van feitelijke gezinsvorming van de niet-verwante persoon met een andere persoon dan de begunstigde met dezelfde woonplaats;
- een verklaring van geen feitelijke gezinsvorming van de begunstigde en de niet-verwante persoon in zijn gezin;
- het feit dat de niet-verwant zelf nog rechtgevend is op gezinsbijslagen op het ogenblik dat hij in het gezin van de begunstigde komt;
- een bewijs dat het om een inschrijving op een referentieadres gaat;
- een attest van de FOD Binnenlandse Zaken en een attest van immatriculatie dat is afgeleverd aan de asielzoeker tijdens de asielaanvraagprocedure;
- een vaststelling die gemaakt is door een andere overheidsdienst waaruit de feitelijke gezinssamenstelling blijkt.
In het eerste lid wordt verstaan onder niet-verwante persoon: een persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad.
Een gezinsinspecteur staaft de verklaringen, vermeld in het eerste lid, 6° tot en met 8°, altijd door een controle ter plaatse.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de lijst van bewijsmiddelen, om de vorming van een feitelijk gezin te bevestigen of te weerleggen, aanvullen.
§5. De vorming van een feitelijk gezin kan niet weerlegd worden als de begunstigde samenwoont met een persoon met wie hij zich in een van de volgende gevallen bevindt:
- ze hebben een gemeenschappelijk kind;
- ze hebben samen de gezinswoning gekocht of gebouwd.