De bevoegdheid tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete vervalt drie jaar na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal van de vaststelling dat over de inbreuk is opgemaakt.
§1. Als het bevoegde bestuursorgaan beslist een beboetingsprocedure op te starten, brengt het de vermoedelijke overtreder daarvan op de hoogte met een kennisgeving binnen een termijn van zestig dagen die aanvangt na, al naargelang het geval:
1° het verstrijken van de transactietermijn;
2° de kennisgeving van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk.
§2. In die kennisgeving wordt aan de betrokkene het voornemen meegedeeld een bestuurlijke geldboete op te leggen. Hij wordt er uitgenodigd om ter zake schriftelijk zijn verweer mee te delen binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving.
Hij kan er ook toe worden uitgenodigd om binnen dezelfde termijn stukken mee te delen die zijn financiële draagkracht toelichten. Hij wordt er daarnaast op gewezen:
1° dat hij de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen. Als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt, draagt het bevoegde bestuursorgaan er zo veel mogelijk zorg voor dat die gegevens hem worden meegedeeld in een taal die voor hem begrijpelijk is;
2° dat hij kan worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord, moet worden ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving;
3° dat hij niet verplicht is om, voor het opleggen van de boete, inlichtingen over de inbreuk te verstrekken.
Als de vermoedelijke overtreder wordt gehoord, is bijstand door een tolk toegestaan als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt.
Het onderzoek van het dossier kan aanleiding geven tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete of een beslissing geen exclusieve geldboete op te leggen.
Als een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin ze zijn gepleegd of beëindigd. Daarbij wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van de beboete persoon.
Een beslissing om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen, bevat naast de identiteit van de overtreder minstens:
1° de motieven van de beboeting en van het boetebedrag;
2° het bedrag van de geldboete die wordt opgelegd;
3° de wijze waarop en de termijn waarin de geldboete betaald moet worden;
4° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen en de wijze waarop en de termijn waarin dat moet gebeuren;
5° de vermelding dat:
a) na een herinnering tot betaling en nadat de beroepstermijn is verstreken, de bestuurlijke geldboete wordt ingevorderd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die er onder ressorteren;
b) die maatregel op kosten van de beboete persoon wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek.
De beslissing tot het opleggen van de geldboete wordt binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de opstart van de procedure genomen en ter kennis gebracht van de betrokkene.