TabsTekst §1. Om het recht op een selectieve participatietoeslag lager onderwijs vast te stellen, meldt het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming aan Kind en Gezin: 1° welke leerlingen op de laatste schooldag van juni in een onderwijsinstelling als vermeld in artikel 29, zijn ingeschreven; 2° welke leerlingen in het lager onderwijs ongewettigd afwezig zijn geweest of niet voldoende aanwezig zijn geweest als vermeld in artikel 30, § 2 tot en met § 4; 3° welke leerlingen uiterlijk vijftien kalenderdagen na de datum van uitschrijving in het lager onderwijs niet opnieuw zijn ingeschreven in het lager onderwijs. §2. Kind en Gezin meldt aan het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming het aantal kinderen dat selectieve participatietoeslagen lager onderwijs ontvangt. §3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de gegevens, vermeld in paragraaf 1 en 2, moeten worden meegedeeld. Historiek Aandachtspunt: De gearchiveerde versies van dit artikel kan je raadplegen via het groene venster "versies" in de linkerkolom. Het decreet van 22 maart 2019 tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, de codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016 en het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, wat betreft de afstemming op het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid (B.S. 15.05.2019), artikel 51, heeft vanaf 01.01.2019 de volgende wijzigingen aangebracht: In artikel 31, § 1, 2°, wordt de zinsnede "artikel 14, § 1, 2° juncto § 2 en § 3, van het decreet van 8 juni 2007" vervangen door de zinsnede "artikel 30, § 2 tot en met § 4". Gearchiveerde versie geldend voor de publicatie van dit decreet MetadataDatum van inwerkingtreding: 01/09/2019Datum van publicatie: 31/07/2018Datum van afkondiging: 27/04/2018 Vorige