Kruimelpad
Artikel 69 van de Algemene kinderbijslagwet
Tekst
§ 1. De kinderbijslag en het kraamgeld worden betaald aan de moeder. In geval van volle adoptie van het kind door twee personen van hetzelfde geslacht of in geval van volle adoptie door één persoon van het kind of het adoptiefkind van zijn echtgenoot of samenwonende van hetzelfde geslacht, wordt de kinderbijslag betaald aan de oudste van de verwanten in de eerste graad.
Indien de persoon aan wie de kinderbijslag wordt betaald krachtens het eerste lid het kind niet daadwerkelijk opvoedt, wordt de kinderbijslag betaald aan de natuurlijke of rechtspersoon die deze rol vervult.
Wanneer de twee ouders van verschillend geslacht die niet samenwonen het ouderlijke gezag gezamenlijk uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek en het kind niet uitsluitend of hoofdzakelijk door een andere bijslagtrekkende wordt opgevoed, wordt de kinderbijslag volledig aan de moeder betaald. De kinderbijslag wordt echter volledig aan de vader betaald vanaf diens aanvraag, als het kind en hijzelf op die datum dezelfde hoofdverblijfplaats hebben in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Wanneer de twee ouders van hetzelfde geslacht die niet samenwonen het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek en het kind niet uitsluitend of hoofdzakelijk door een andere bijslagtrekkende wordt opgevoed, wordt de kinderbijslag volledig betaald aan de oudste onder de verwanten in de eerste graad. De kinderbijslag wordt echter volledig aan de andere verwante betaald vanaf zijn aanvraag, als het kind en hijzelf op die datum dezelfde hoofdverblijfplaats hebben in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Als een van de ouders de opportuniteit betwist van de betaling van de kinderbijslag op grond van de bepalingen van het derde en het vierde lid, kan hij de familierechtbank vragen hemzelf als bijslagtrekkende aan te wijzen, in het belang van het kind. Die aanwijzing heeft uitwerking de eerste dag van de maand na de maand waarin de beslissing van de rechtbank betekend is aan de bevoegde kinderbijslaginstelling.
In de situaties bedoeld in het derde en het vierde lid kan de kinderbijslag op vraag van beide ouders gestort worden op een rekening waartoe ze beiden toegang hebben.
De adoptiepremie wordt betaald aan de adoptant.
Als echtgenoten of samenwonenden in de zin van artikel 343 van het Burgerlijk Wetboek het kind samen geadopteerd hebben, bepalen zij aan wie van beiden de adoptiepremie betaald wordt. In geval van betwisting of van niet-aanwijzing, wordt de premie uitbetaald aan de vrouwelijke adoptant indien de echtgenoten of samenwonenden van verschillend geslacht zijn of aan de oudste van de echtgenoten of de samenwonenden indien deze van hetzelfde geslacht zijn.
§ 1/1. De vader die door artikel 31, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen als bijslagtrekkende was aangeduid, verliest de hoedanigheid van bijslagtrekkende ten voordele van de moeder.
Om de continuïteit van de betaling te garanderen wordt de gezinsbijslag verder aan de vader betaald. De moeder kan echter verzoeken dat de gezinsbijslag rechtstreeks aan haar wordt betaald. Het verzoek vindt uitwerking vanaf de maand die volgt op de ontvangst ervan door de kinderbijslaginstelling.
De betalingen die het kinderbijslagfonds voorafgaand aan de uitwerking van dit verzoek aan de vader heeft gedaan, zijn bevrijdend.
§2. De kinderbijslag wordt aan het rechtgevend kind zelf uitbetaald:
a) als het gehuwd is;
b) als het ontvoogd is of de leeftijd van 16 jaar bereikt heeft en niet bij de in § 1 bedoelde persoon woont. Aan deze laatste voorwaarde is voldaan door afzonderlijke hoofdverblijfplaatsen als bedoeld in artikel 3, 1e lid, 5° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of als met daartoe voorgelegde officiële documenten aangetoond wordt dat de gegevens in het Rijksregister niet of niet meer overeenstemmen met de realiteit;
c) als het zelf bijslagtrekkende is voor één of meer van zijn kinderen.
Het kind bedoeld in deze paragraaf kan evenwel in zijn eigen belang een andere persoon als bijslagtrekkende aanwijzen, op voorwaarde dat die persoon met het kind verbonden is door verwantschap of aanverwantschap in de eerste graad. De verwantschap verworven door adoptie wordt in aanmerking genomen.
Het kind bedoeld in deze paragraaf is rechtsbekwaam om zelf als eiser of verweerder in rechte op te treden in de geschillen betreffende de rechten op kinderbijslag.
§2bis. In afwijking van de §§ 1 en 2, bepaalt de Koning de persoon die kan aangeduid worden als bijslagtrekkende in het geval van een ontvoering van het kind. Hij bepaalt eveneens wat er moet verstaan worden onder ontvoering alsook de periode tijdens welke deze persoon bijslagtrekkende kan zijn.
§3. Zo het belang van het kind dit vereist, kan de vader, de moeder, de adoptant, de pleegvoogd, de toeziende voogd, de curator, de bewindvoerder of de rechthebbende, naargelang het geval, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek of overeenkomstig artikel 594, 8°, van hetzelfde Wetboek, verzet aantekenen tegen de betaling aan de persoon bedoeld in de §§ 1, 2 of 2bis. Het meerderjarig kind kan zich ook, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van hetzelfde Wetboek, verzetten tegen de betaling aan de persoon bedoeld in § 1 door zijn belang in te roepen.
Historiek
De wet van 30.07.2013 betreffende de invoering van een familie-en jeugdrechtbank (B.S. 05.05.2014), art. 264, van kracht vanaf 01.09.2014, heeft aan het artikel 69 de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, vijfde lid, wordt het woord "arbeidsrechtbank" vervangen door het woord "familierechtbank";
2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
" § 3. Zo het belang van het kind dit vereist, kan de vader, de moeder, de adoptant, de pleegvoogd, de toeziende voogd, de curator, de bewindvoerder of de rechthebbende, naargelang het geval, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek of overeenkomstig artikel 594, 8°, van hetzelfde Wetboek, verzet aantekenen tegen de betaling aan de persoon bedoeld in de §§ 1, 2 of 2bis. Het meerderjarig kind kan zich ook, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van hetzelfde Wetboek, verzetten tegen de betaling aan de persoon bedoeld in § 1 door zijn belang in te roepen."
Referenties
MO 111 van 30 april 1951 - Algemeen beginsel van uitbetaling aan de moeder (uittreksel)
MO 579 van 5 maart 2003 - Programmawet (I) van 24 december 2002 (uittreksel)
MO 589 van 28 juni 2005 - Kinderbijslag voor ontvoerde kinderen (uittreksel)
MO 596 van 2 oktober 2006 - Wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen (uittreksel)
CO 712 van 19 november 1963 - Kinderbijslag uitgekeerd aan verkeerde bijslagtrekkende
CO 746 van 29 september 1964 - Mandaat door bijslagtrekkende verleend
CO 1024 van 1 juni 1976 - Kennisgeving van betaling van gezinsbijslag
CO 1353 van 9 juni 2005 - Toekenning van kinderbijslag in geval van ontvoering van het kind
CO 1399 van 18 november 2014 - Oprichting familie- en jeugdrechtbanken