Geef een zoekwoord in, en selecteer indien gewenst een filter.
Indien je zoekterm bestaat uit meerdere woorden, zet je deze tussen aanhalingstekens (“). Op meerdere termen tegelijk zoeken, kan door het gebruik van een komma.

CO 1290 van 29 september 1995, gewijzigd bij CO 1296 van 25 maart 1996 - KB van 6 april 1995 tot wijziging van KB van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt (Uittreksel)

    Het koninklijk besluit van 6 april 1995 (hierbij als bijlage) verscheen in het Belgisch Staatsblad op 26 juli 1995. Dit koninklijk besluit wijzigt de artikels 1bis en 12 van het koninklijk besluit van 30 december 1975 genomen tot uitvoering van artikel 62, § 41 G.W.

    1. Niet meer leerplichtige kinderen die onderwijs met beperkt leerplan volgen (art. 1)

    1.1. Algemeenheden

    1.1.1. Artikel 1bis van het koninklijk besluit van 30 december 1975, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit waarover dit onderwerp commentaar verstrekt, herkwalificeert het onderwijs met beperkt leerplan dat het niet meer leerplichte kind moet volgen om zijn recht op kinderbijslag te behouden. De woorden "experimenteel onderwijs met beperkt leerplan ingericht door de gemeenschappen" zijn namelijk vervangen door "een vorm van deeltijds secendair onderwijs, zoals ingericht onder de voorwaarden voorgeschreven door de gemeenschappen."

    Het doel van de nieuwe reglementaire bepaling is het oplossen van de problemen verbonden aan het feit dat de Franse en de Vlaamse gemeenschap per decreet nieuwe opleidingen creëerden, respectievelijk genaamd "secundair onderwijs met beperkt leerplan" en "secundair beroepsonderwijs met beperkt leerplan".

    Het nieuwe begrip dat het besproken koninklijk besluit invoert is voldoende groot om de nieuwe opleidingen te omvatten, gecreëerd door de genoemde gemeenschappen, evenals de oorspronkelijke federale kwalificatie van dit type onderwijs dat behouden bleef in de Duitstalige gemeenschap, en gedeeltelijk in de Vlaamse gemeenschap voor bepaalde opleidingen.

    1.1.2. De wijziging van de reglementering is van toepassing vanaf 1 september 1990, de datum waarop de decreten van de Franse en Vlaamse gemeenschap in werking traden. Bijgevolg dienen de rechten, in beraad gehouden of geweigerd ten gevolge van de problemen met het kwalificeren van het onderwijs in kwestie, op verzoek van de betrokkenen opnieuw te worden vastgesteld. Om de verjaring de vermijden van de recten vastgesteld door de termijn van drie jaar bepaald door artikel 120 G.W., dient met het advies K.C. 6358 van de C.C.C. toe te passen voor het bepalen van het vertrekpunt van de termijn voor het vervallen van de rechten. In dit geval zal deze termijn dus ingaan op 26 juli 1995, datum waarop het koninklijk besluit verscheen in het Belgisch Staatsblad.

    1.2. Beschrijving van de verschillende opleidingen die vallen in het toepassingsgebied van het nieuwe artikel 1bis van het koninklijk besluit van 30 december 1975 en het onderzoek van het recht op kinderbijslag.

    1.2.1. Vlaamse gemeenschap

    1.2.1.1. Experimenteel secundair onderwijs met beperkt leerplan

    De Vlaamse gemeenschap heeft een experimenteel secundair onderwijs met beperkt leerplan behouden. De toegang ertoe is beperkt tot jongeren van 18 tot 25 jaar. Voor dit onderwijs geldt voor de student de verplichting een overeenkomst "terwerkstelling-opleiding" of een industrieel leercontract af te sluiten.

    In principe neemt het recht een einde zodra de begeleidende overeenkomst die inherent is aan het experimenteel onderwijs wordt aangegaan, aangezien de inkomsten verdiend via de overeenkomst het plafondvan de inkomsten waarboven het een beletsel vormt voor de betaling van kinderbijslag, doorgaans overschrijden.

    Hierbij moet worden vermeld dat de student ten aanzien van de bepalingen die zijn onderwijs regelen, over 5 maanden beschikt om de overeenkomst af te sluiten. Na deze termijn voldoet hij niet meer aan het wettelijke voorschrift van de Gemeenschap en verliest hierdoor het recht op kinderbijslag.

    Uit een en ander kan men afleiden dat het recht op kinderbijslag van het kind dat experimenteel onderwijs volgt met een opleidingsplan enkel behouden blijft tijdens de periode voorafgaand aan het afsluiten van de bijhorende overeenkomst.

    Bij gebrek aan overeenkomst neemt het recht in elk geval op 1 februari een einde (d.w.z. na 5 maanden studie), datum waarop de overeenkomst verplicht moet zijn gesloten, zoniet beantwoordt de student niet meer aan de voorschriften van het experimenteel onderwijs.

    1.2.1.2. Secundair beroepsonderwijs met beperkt leerplan

    Dit soort onderwijs is voorbehouden voor jongeren die zich voor de leeftijd van 18 jaar hebben ingeschreven en die deze opleiding blijven volgen hoewel ze niet meer onder de deeltijdse leerplicht vallen. De lessen kunnen gevolgd worden tot het einde van het schooljaar van het kalenderjaar in de loop waarvan de leerling 20 jaar wordt. Voor dit onderwijs is het niet vereist dat enige opleidingsovereenkomst wordt afgesloten.

    1.2.2. Franse gemeenschap

    1.2.2.1. Principe

    De Franse gemeenschap organiseert geen onderwijs met beperkt leerplan meer dat experimenteel kan genoemd worden. Het secundair onderwijs met beperkt leerplan wordt georganiseerd in centra voor alternerend onderwijs en vorming. De centra zijn zelf ondergebracht in een inrichting voor voltijds onderwijs (georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse gemeenschap) waarin veneens beroepsonderwijs verstrekt wordt.

    Voor de studenten die niet meer onder de leerplicht vallen geldt voor het secundair onderwijs met beperkt leerplan te verplichting:

    • of een leerovereenkomst te hebben afgesloten voor beroepen die voor werknemers worden uitgeoefend;
    • of een overeenkomst terwerkstelling-opleiding te hebben gesloten;
    • of enige andere vorm van contract of overeenkomst te hebben afgesloten erkend door de arbeidswetgeving en passend in het kader van een alternerende opleiding die goedgekeurd is door de Executieve van de Franse gemeenschap.

    In de drie gevallen is er een beletsel voor de betaling van kinderbijslag wanneer de vergoeding verdiend op basis van het contract of de overeenkomst het toegelaten maximumbedrag inzake kinderbijslag overschrijdt.

    1.2.2.2. Uitzonderingen

    De leerlingen die zich voor 1 oktober van het jaar waarin ze 18 jaar worden laten inschrijven in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming, beantwoorden aan de voorwaarden van de Franse gemeenschap om de hoedanigheid van regelmatige leerling te verwerven. Voor deze categorie van leerlingen vereist de reglementering van de Franse gemeenschap niet dat een tewerkstellingscontract ter begeleiding van de studies wordt afgesloten.

    De bedoelde leerlingen behouden hun hoedanigheid van regelmatige leerlingen tot het einde van het schooljaar volgend op dat waarin ze zich in het centrum hebben laten inschrijven.

    Uit een en ander volgt dat de leerling, voor zover hij geen bezoldiging of sociale uitkering ontvangt die het toegelaten maximum overschrijdt, het recht op kinderbijslag kan behouden tot het einde van het schooljaar volgend op dat van zijn inschrijving in het centrum.

    1.2.3. Toepassingsmodaliteiten betreffende de opleidingen georganiseerd door de Franse en de Vlaamse gemeenschap

    In de praktijk kunnen volgende onderstellingen in aanmerking worden genomen:

    • Een jongere schrijft zich in na het einde van de deeltijdse leerplicht in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming (Franse gemeenschap).
      Het begeleidingscontract vormt in de regel een beletsel voor het recht op kinderbijslag (de vergoeding overschrijdt het toegelaten maximumbedrag).
    • Een jongere schrijft zich in na het einde van de deeltijdse leerplicht in een instelling voor experimenteel deeltijds onderwijs. (Vlaamse gemeenschap).
      Vanaf het afsluiten van het begeleidingscontract waarvan de vergoeding het toegelaten maximumbedrag overschrijdt, of bij gebrek aan een dergelijk contract,
      ten laatste op 1 februari van het kalenderjaar volgend op het begin van de lessen, vervalt het recht op kinderbijslag.
    • Een jongere schrijft zich in voor het einde van de deeltijdse leerplicht in een instelling voor deeltijds secundair beroepsonderwijs (Vlaamse gemeenschap).
      Hij behoudt gedurende ten hoogste twee jaar zijn recht op kinderbijslag voor zover de inkomsten die hij verkrijgt (niet verplicht contract) het terzake geldende plafond niet overschrijden.
    • Een jongere schrijft zich in voor het einde van de deeltijdse leerplicht in een centrum voor alternerend onderwijs en vorming (Franse gemeenschap).
      Hij behoudt gedurende ten hoogste twee jaar zijn recht op kinderbijslag voor zover de inkomsten die hij verkrijgt (niet verplicht contract) het terzake geldende plafond niet overschrijden.

    1.2.4. Duitstalige gemeenschap

    In de Duitstalige gemeenschap bestaat het deeltijds experimenteel onderwijs nog altijd in de vorm die is uitgewerkt naar de geest van het oorspronkelijke artikel 1bis van het koninklijk besluit van 30 december 1975.

    Het deeltijdse experimenteel onderwijs doelt hier op jongeren van de leeftijd van tenminste 15 jaar of die ten laatste 15 jaar worden op 15 december van het lopende schooljaar (voor het schooljaar 1994/1995 moet de leeftijd van 15 jaar ten laatste op 15 december bereikt zijn).

    De inschrijving moet zijn gedaan voor het einde van de periode van de leerplicht. De jongeren mogen in het deeltijds experimenteel onderwijs behouden blijven tot het einde van het schooljaar volgend op dat van hun inschrijving.

    De Duitstalige gemeenschap overweegt om voor het schooljaar 1995/1996 het systeem te verruimen, waardoor jongeren die niet meer leerplichting zijn zich ook kunnen inschrijven voor een dergelijk type van opleiding.

    De deeltijdse onderwijscentra hebben de plicht voor hun leerlingen ofwel een activiteit te zoeken in verband met de onderwezen materie dan wel zelf de gepaste stages te organiseren. De activiteit is niet vereist om aan de jongere de hoedanigheid van regelmatige leerling toe te kennen. In de praktijk worden op basis daarvan geen hogere inkomsten verdiend dan het inzake kinderbijslag toegelaten bedrag.

    Men kan dus besluiten uit de wettelijke bepalingen eigen aan de Duitstalige gemeenschap dat het deeltijds experimenteel onderwijs er in alle gevallen tot het einde van het schooljaar 1994/1995 recht geeft op kinderbijslag.

    1.2.5. Samenvatting van de criteria voor het onderzoek naar het recht op kinderbijslag

    In de praktijk moeten de kinderbijslagfondsen hoofdzakelijk toezien op het volgende:

    • de leeftijd van de jongere op het ogenblik dat hij zich in het deeltijds onderwijs inschrijft;
    • of hij een begeleidingscontract afsluit ;
    • de datum waarop het contract ingaat ;
    • het loon verdiend op basis van de uitvoering van het begeleidingscontract.

    2. Werkzoekenden van meer dan 18 jaar die een activiteit uitoefenen tijdens de maand juli (art. 2)

    2.1. Artikel 12, eerste lid van het koninklijk besluit van 30 december 1975 wordt gewijzigd om te vermijden dat nadeel berokkend wordt aan het rechtgevend kind dat ouder is dan 18 jaar, alle door het studieprogramma opgelegde activiteiten beëindigd heeft en een activiteit uitoefent in de loop van de maand juli, de maand van inschrijving als werkzoekende.

    Volgens de oude reglementering was het inderdaad mogelijk dat een stopzetting van het recht kon voorkomen krachtens artikel 62, § 62 G.W. (winstgevende activiteit waarvan de vergoeding het toegelaten maximum-bedrag overschrijdt), hoewel de periode van toekenning van kinderbijslag voorzien door dit zelfde artikel 62, § 63 G.W. niet begonnen was.

    Voortaan dient men de in een dergelijk geval uitgeoefende activiteit te beschouwen als een arbeid verricht door een student tijdens de vakantie (art. 62, § 44 G.W.) ondanks de inschrijving als werkzoekende. Het kind zal slechts beschouwd worden als werkzoekende (art. 62, § 65 G.W.) vanaf 1 augustus, datum waarop de wachttijd ingaat.

    Voorbeeld :

    Een kind, ouder dan 18, beëindigt zijn studies op 30 juni.

    Hij laat zich inschrijven als werkzoekende op 5 juli.

    Hij oefent een winstgevende activiteit uit van 10 juli tot 24 juli.

    Het recht blijft behouden onder de voorwaarden van artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 december 1975 voor de maand juli.

    Het recht wordt onderzocht op basis van artikel 62, § 66 G.W. vanaf 1 augustus.

    2.2. Het nieuwe artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 december 1975 is van kracht vanaf 1 juli 1994. Op verzoek van de sociaal verzekerden dienen de fondsen hun dossiers te regulariseren in functie van dit in werking treden met terugwerkende kracht.

    De regels bepaald in dit ontwerp vernietigen de eerdere tegenstrijdige richtlijnen, en met name die vervat in punt IV, B, van de C.O. 1154 van 25 november 1985.

    CO 1296 heeft CO 1290 gewijzigd. De nieuwe bepalingen werden reeds geïntegreerd in de tekst van CO 1290.

    • 1
    • 2
    • 3
    • 4
    • 5Lezen § 3 ingevolge artikel 51 van de Wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen.
    • 6Lezen § 5.
    Top