You are here
BVR Handhaving
13 juli 2018 - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de nadere regels over het toezicht, de nalevingsondersteuning en de handhaving ten aanzien van de burgers en de private uitbetalingsactoren, wat betreft de toelagen in het kader van het gezinsbeleid (B.S. 07.09.2018)
Nota aan de leden van de Vlaamse Regering - definitieve goedkeuring - 13 juli 2018
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 BVR Handhaving
In dit besluit wordt verstaan onder:
1° decreet van 27 april 2018: het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;
2° fraude: de inbreuken van niveau 1, vermeld in artikel 137, van het decreet van 27 april 2018, en de inbreuken van niveau 2, vermeld in artikel 138 van het voormelde decreet;
3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
Artikel 2 BVR Handhaving
De uitbetalingsactoren en begunstigden bezorgen, overeenkomstig artikel 122, §1, van het decreet van 27 april 2018 op verzoek van de toezichthouders, alle informatie die betrekking heeft op de toelage in het kader van het gezinsbeleid die aan een controle wordt onderworpen. Als dat mogelijk is, worden die gegevens op elektronische wijze ter beschikking gesteld.
De minister kan nadere regels bepalen over de aard, de vorm en de termijn waarin de private uitbetalingsactoren en de gezinnen gegevens ter beschikking moeten stellen van de toezichthouders, Kind en Gezin en het agentschap.
Hoofdstuk 2. Handhaving ten aanzien van de burgers
Afdeling 1. Preventieve opschorting van de betaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid
Onderafdeling 1. De voorwaarden voor de tijdelijke opschorting, vermeld in artikel 77, §1, van het decreet van 27 april 2018
Artikel 3 BVR Handhaving
De uitbetalingsactor kan de uitbetaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid overeenkomstig artikel 77, §1, van het decreet van 27 april 2018 tijdelijk opschorten in de volgende situaties:
1° er zijn ernstige en eensluidende aanwijzingen dat niet meer voldaan is aan een van de toekenningsvoorwaarden van de toelagen;
2° er zijn ernstige en eensluidende aanwijzingen van fraude, die niet zijn vastgesteld door een gezinsinspecteur.
De uitbetalingsactor schort de uitbetalingen op zolang de situatie die aanleiding gaf voor de opschorting voortduurt, met een maximum van zes maanden. Die termijn is één keer hernieuwbaar met hoogstens zes maanden.
Het agentschap kan nadere procedurele regels vaststellen voor de uitbetalingsactoren aangaande situaties, vermeld in het eerste lid.
Onderafdeling 2. Gemeenschappelijke bepalingen over de preventieve opschorting vermeld in artikel 77, §1, en artikel 127, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018
Artikel 4 BVR Handhaving
Een opschorting van de uitbetaling van de toelagen met toepassing van artikel 3, eerste lid, van dit besluit, of overeenkomstig artikel 127, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018 kan betrekking hebben op afzonderlijke toelagen in het kader van het gezinsbeleid. De uitbetalingsactor schort alleen die toelagen op waarop de opschorting betrekking heeft.
Artikel 5 BVR Handhaving
De uitbetalingsactor die beslist om gezinsbijslagen of andere toelagen in het kader van het gezinsbeleid op te schorten, bezorgt de opschortingsbeslissing aan de begunstigde met een kennisgeving. De beslissing tot opschorting bevat al de volgende gegevens:
1° de gezinsbijslagen of andere toelagen in het kader van het gezinsbeleid waarop de opschorting betrekking heeft;
2° de begindatum, de reden en de duur van de opschorting;
3° de wijze waarop de opschorting kan worden beëindigd.
Als beslist wordt om de duur van de opschorting te verlengen, bezorgt de uitbetalingsactor die verlengingsbeslissing aan de begunstigde met een kennisgeving. Die verlengingsbeslissing bevat al de volgende gegevens:
1° de gezinsbijslagen of andere toelagen waarop de verlenging van de opschortingsbeslissing betrekking heeft
2° de begindatum, de reden en de duur van de verlenging van de opschortingsbeslissing;
3° de wijze waarop de opschorting kan worden beëindigd.
Artikel 6 BVR Handhaving
De minister kan nadere bepalingen vastleggen voor de begindatum van de opschorting.
Artikel 7 BVR Handhaving
Als na afloop van de maximale opschortingstermijn, vermeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit, of artikel 127, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018, geen bewijs geleverd wordt voor de ernstige en eensluidende aanwijzingen, vermeld in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, of de ernstige en eensluidende aanwijzingen vermeld in artikel 127, eerste lid, van het decreet van 27 april 2018, betaalt de uitbetalingsactor de toelagen uit die betaald zouden zijn als de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid niet was geschorst.
Afdeling 2. Terugvordering van onverschuldigde betalingen bij vaststelling van fraude
Artikel 8 BVR Handhaving
Op het ogenblik dat de fraude wordt vastgesteld, berekent de uitbetalingsactor het onverschuldigde bedrag en vordert de betaling daarvan terug bij de begunstigde onder de voorwaarden vermeld in of ter uitvoering van het voormelde decreet.
De uitbetalingsactor informeert het agentschap over de vastgestelde fraude en over het onverschuldigde bedrag.
Afdeling 3. De aanmaning
Artikel 9 BVR Handhaving
Een aanmaning overeenkomstig artikel 129 van het decreet van 27 april 2018 bevat minstens de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van de persoon die de inbreuk heeft gepleegd;
2° de feiten en de vastgestelde inbreuk;
3° de maatregel om de inbreuk te beëindigen en de wijze waarop het bewijs daarvan moet worden geleverd;
4° de termijn om de verplichting na te leven;
5° de datum en handtekening van de gezinsinspecteur.
De gezinsinspecteur bezorgt de aanmaning aan de begunstigde en aan de bevoegde uitbetalingsactor.
Afdeling 4. De regularisatiemaatregel
Artikel 10 BVR Handhaving
Een regularisatiemaatregel overeenkomstig artikel 131 of 132 van het decreet van 27 april 2018 bevat al de volgende gegevens:
1° de identificatiegegevens van de persoon die de inbreuk heeft gepleegd;
2° de feiten en de vastgestelde inbreuk;
3° de maatregel om de inbreuk te beëindigen en de wijze waarop het bewijs daarvan moet worden geleverd;
4° de termijn om de verplichting na te leven;
5° in voorkomend geval, de volledige of gedeeltelijke opschorting van de betaling, en de beginduur en de maximale duur van de opschorting;
6° de gevolgen van de niet-naleving van de regularisatiemaatregel;
7° de wijze waarop beroep tegen de regularisatiemaatregel kan worden ingesteld;
8° de datum.
De overtreder en de bevoegde uitbetalingsactor ontvangen een kennisgeving van de regularisatiemaatregel.
Afdeling 5. Beheer van fraudedossiers
Artikel 11 BVR Handhaving
De minister kan verplichtingen opleggen aan de uitbetalingsactoren en het agentschap over:
1° de bewaring van de bewijsstukken van de vermoedelijke of bewezen fraudedossiers;
2° het bijhouden van de jaarlijks doorgevoerde opschortingen en de verdere opvolging van de vermoedens van fraude;
3° de organisatie en de communicatie van de fraudeopvolging door de uitbetalingsactoren en het agentschap.
Hoofdstuk 3. Handhaving ten aanzien van de private uitbetalingsactoren
Artikel 12 BVR Handhaving
§1. Als het agentschap of Kind en Gezin, overeenkomstig artikel 173, §1 en §2, van het decreet van 27 april 2018, beslist om subsidies voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verminderen of stop te zetten, geldt de procedure, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4.
§2. Het agentschap of Kind en Gezin betekent het voornemen om de subsidies te verminderen of stop te zetten aan de private uitbetalingsactor en bepaalt in de voorgenomen beslissing tot vermindering of stopzetting van de subsidies minstens het volgende:
1° de motieven van de voorgenomen beslissing;
2° de termijn waarin de private uitbetalingsactor zijn verweer kan formuleren en de kans krijgt om gehoord te worden;
3° in voorkomend geval, de wijze waarop de inbreuk kan worden rechtgezet en de sanctie kan worden vermeden;
4° de termijn waarin de beslissing definitief wordt;
5° de aard van de genomen maatregel ten aanzien van de subsidies.
De private uitbetalingsactor wordt op zijn verzoek gehoord. Hij mag zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman of een andere persoon.
Kind en Gezin en het agentschap informeren elkaar over de genomen maatregel.
§3. Samen met het voornemen van Kind en Gezin of het agentschap, vermeld in paragraaf 2, kan een voornemen worden verzonden tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel als vermeld in artikel 176 van het decreet van 27 april 2018, of van een onmiddellijke beslissing tot het nemen van een bestuurlijke maatregel bij hoogdringendheid als vermeld in artikel 177, §2, van het voormelde decreet.
§4. De private uitbetalingsactor wordt op de hoogte gebracht van de beslissing over de vermindering of stopzetting van de subsidies. Die beslissing vermeldt minstens het volgende:
1° de motieven van de beslissing;
2° de datum van de inwerkingtreding van de beslissing;
3° in voorkomend geval, de modaliteiten en gevolgen van de beslissing;
4° de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.
Kind en Gezin kan de beslissing om de subsidies voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verminderen of stop te zetten pas nemen na overleg met de private uitbetalingsactor, zodat de nodige maatregelen kunnen worden genomen om de continuïteit in de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verzekeren.
Artikel 13 BVR Handhaving
Het bezwaar, vermeld in artikel 12, §4, eerste lid, 4°, van dit besluit, wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Hoofdstuk 4. Slotbepaling
Artikel 14 BVR Handhaving
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.
Artikel 15 BVR Handhaving
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.