In dit besluit wordt verstaan onder:
- ...;
- minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
- uitbetalingsactoren: de uitbetalingsactoren, vermeld in artikel 3, §1, 45°, van het Groeipakketdecreet van 2018.
In dit besluit wordt verstaan onder:
Dienstige inlichtingen als vermeld in artikel 79, eerste en tweede lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, omvatten alle gegevens die de verzoeker duidelijkheid kunnen verschaffen over zijn individuele situatie betreffende de toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Die gegevens hebben minstens betrekking op de toekenningsvoorwaarden en op het behoud van de toekenning, alsook op de elementen waarmee rekening wordt gehouden om het bedrag van de toelagen te bepalen.
De termijn van 45 dagen, vermeld in artikel 79, tweede lid, van het voormelde decreet, gaat in op de datum waarop de uitbetalingsactor die bevoegd is om erop te antwoorden, het verzoek om inlichtingen heeft geregistreerd. De uitbetalingsactor registreert het verzoek onmiddellijk nadat hij het heeft ontvangen.
De uitbetalingsactoren communiceren met elke persoon die om informatie verzoekt als vermeld in artikel 79 van het Groeipakketdecreet van 2018, of met elke persoon die om raad vraagt als vermeld in artikel 80 van het voormelde decreet, via elektronische communicatie, brief, telefoon of fax.
Als de uitbetalingsactor de vraag of het verzoek schriftelijk ontvangt binnen veertien dagen na de datum waarop de vraag of het verzoek gedateerd is, neemt hij die datum in aanmerking. In alle andere gevallen geldt de datum van ontvangst van de schriftelijke communicatie.
De kennisgevingen en de vermeldingen, vermeld in artikel 83, eerste lid, en artikel 89, eerste lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, zijn niet vereist:
De minister kan bijkomend bepalen op welke toelagen in het kader van het gezinsbeleid artikel 89, eerste lid, van het voormelde decreet niet van toepassing is, onder dezelfde voorwaarden als deze vermeld in het eerste lid.
Het schriftelijke verzoek tot rechtentoekenning, vermeld in artikel 84 van het Groeipakketdecreet van 2018, kan ingediend worden per brief, via elektronische communicatie, fax of telefoon of door het af te geven aan het loket van de uitbetalingsactor.
Een telefonisch verzoek van de begunstigde, zoals vermeld in het eerst lid, kan aanleiding geven tot de toekenning van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid. Dat verzoek wordt door de uitbetalingsactor schriftelijk of elektronisch aan de begunstigde bevestigd. De datum van bevestiging geldt als datum van het schriftelijke verzoek.
De communicatie via e-mail, telefoon of fax wordt alleen aanvaard als de identiteit van de afzender met zekerheid vaststaat.
Het interne beleid voor de behandeling van verzoeken, als vermeld in artikel 85, vierde lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, voldoet minstens aan al de volgende kwaliteitsvereisten:
In het eerste lid wordt verstaan onder kadaster: het register van persoonsgegevens voor de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vermeld in artikel 7/1, eerste lid, 5°, van het decreet van 30 april 2004 betreffende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie.
Voor de toepassing van artikel 86 en 87 van het Groeipakketdecreet van 2018, kan respectievelijk de behandelings- en betalingstermijn van een verzoek tot toekenning van toelagen in het kader van het gezinsbeleid tijdelijk tot respectievelijk maximaal acht en vier maanden verlengd worden als een wijziging van de regelgeving over de toelagen in het kader van gezinsbeleid een tijdelijke sterke toename aan verzoeken of noodzakelijke ambtshalve aanpassingen tot gevolg heeft.
De behandelingstermijn van een verzoek kan naast het geval, vermeld in het eerste lid, tot ten hoogste acht maanden worden verlengd als er significante problemen optreden bij het proces van datakoppeling en uitwisseling van gegevens dat noodzakelijk is voor de automatische rechtentoekenning.
De minister bepaalt wat onder een tijdelijke sterke toename aan verzoeken als vermeld in het eerste lid, en significante problemen bij het proces als vermeld in het tweede lid, wordt verstaan.
Het formulier dat de uitbetaling aan de begunstigde bevestigt, vermeld in artikel 88 van het Groeipakketdecreet van 2018, omvat de volgende gegevens:
De minister kan bepalen onder welke voorwaarden categorieën van beslissingen die door of met behulp van informaticaprogramma's zijn genomen, als een akte ontbreekt, geacht worden gemotiveerd te zijn.
Overeenkomstig artikel 91 van het Groeipakketdecreet van 2018, worden de mededelingen, vermeld in het voormelde artikel, elektronisch of schriftelijk gedaan.
In afwijking van het eerste lid worden mededelingen met aangetekende zendingen of elektronische kennisgevingen met ontvangstmelding alleen gebruikt als dat wettelijk of reglementair bepaald is of als dat noodzakelijk is om de begunstigde te informeren.
Als de uitbetalingsactor, nadat hij de mededeling vermeld in het derde lid, heeft verzonden, de aangetekende zending krijgt teruggestuurd of geen ontvangstbewijs van de elektronisch verstuurde mededeling heeft verkregen, bezorgt hij de mededeling aan de begunstigde via gewone schriftelijke of elektronische post.
De begunstigden zijn ertoe gehouden onmiddellijk de bevoegde uitbetalingsactor op de hoogte te brengen van elk element, met uitzondering van de inwerkingtreding van een nieuwe wettelijke of reglementaire bepaling die op hen betrekking zou kunnen hebben, dat de toekenning of de betaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid zou kunnen wijzigen.
De schorsing, vermeld in artikel 95, zesde lid, van het Groeipakketdecreet van 2018, vangt aan op de datum waarop de aangetekende zending, waarvoor de postdatum als bewijs geldt, naar de geschillencommissie of de bevoegde rechtbank is gestuurd, of, bij gebrek daaraan, op de datum van het ontvangstbewijs dat de geschillencommissie of rechtbank heeft afgeleverd aan de persoon die de rechtsvordering instelt.
De schorsing eindigt als de beslissing van de geschillencommissie definitief is geworden of als de beslissing van de bevoegde rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.
De intrest, vermeld in artikel 102 van het Groeipakketdecreet van 2018, wordt voor elke schuldvordering afzonderlijk berekend.
De intrest van een toelage maakt deel uit van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, vermeld in artikel 3, §1, 44°, van het voormelde decreet. De intrest wordt afgerond conform artikel 4 van het voormelde decreet.
De wettelijke intrestvoet die wordt vastgelegd conform artikel 2, §1, van de wet van 5 mei 1865 betreffende lening tegen intrest, is van toepassing.
Als de uitbetalingsactor wijzigt als vermeld in artikel 64, §2, en artikel 65, §2, van het Groeipakketdecreet van 2018, worden de onverschuldigde betalingen, vermeld in artikel 103 van het voormelde decreet, teruggevorderd door de nieuwe actieve uitbetalingsactor in het voordeel van de vorige bevoegde uitbetalingsactor. De vorige bevoegde uitbetalingsactor blijft instaan voor de opvolging van de schuld.
De schuldenaar aan wie een beslissing tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag is meegedeeld, kan bij de uitbetalingsactor, waarbij de schuld is ontstaan, een verzoek indienen om van die terugvordering af te zien. De uitbetalingsactor die dat verzoek ontvangt, stuurt een ontvangstbewijs naar de begunstigde.
Een verzoek, in de zin van het eerste lid, om af te zien van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag kan alleen ingewilligd worden als de schuldenaar voldoet aan de volgende twee voorwaarden:
In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder te goeder trouw: zich in een behartenswaardige positie bevinden.
De minister bepaalt de wijze waarop de goede trouw, vermeld in het tweede lid, 1°, in bijzondere, gemotiveerde gevallen of in bepaalde categorieën van gevallen wordt vastgesteld.
De financiële situatie, vermeld in het tweede lid, 2°, wordt beoordeeld op basis van de bestaansmiddelen van het gezin.
Als de bestaansmiddelen van de schuldenaar en van een eventuele echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt opgeteld zijn, wordt een forfaitaire vermindering toegekend voor de echtgenoot, persoon met wie de schuldenaar wettelijk samenwoont of persoon met wie de schuldenaar een feitelijk gezin vormt en voor elk kind van het gezin dat kinderbijslag ontvangt. Het bedrag wordt vergeleken met de minimumgrens van 1128 euro en een maximumgrens die gelijk is aan de minimumgrens van 1128 euro vermenigvuldigd met 1,5. Bevindt de schuldenaar zich onder de minimumgrens dan wordt afgezien van terugvordering. Bevindt de schuldenaar zich boven de maximumgrens dan is afzien van de terugvordering niet mogelijk. Tussen die twee grenzen kan gradueel afgezien worden van de terugvordering van de onverschuldigde betaling. De minister stelt de tussenliggende grenzen vast alsook de graduele terugvordering die op deze basis mogelijk is.
Als bestaansmiddelen, zoals vermeld in het vijfde lid, worden beschouwd alle gelden van welke aard ook waarover het gezin van de schuldenaar beschikt, behalve de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en andere gezinsuitkeringen die de schuldenaar zelf en de personen aangeduid in het voorgaande lid ontvangen.
De forfaitaire vermindering uit het zesde lid bedraagt 224 euro en wordt geïndexeerd conform artikel 4, §1, van het Groeipakketdecreet van 2018.
De minister bepaalt op welke wijze de bestaansmiddelen gecontroleerd worden om een onzekere financiële situatie als vermeld in het tweede lid, 2°, vast te stellen.
In het vijfde lid wordt feitelijk gezin gebruikt zoals beschreven in artikel 1, 2°, van het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag.
De uitbetalingsactor kan afzien van de terugvordering van een onverschuldigd betaald bedrag van minder dan vijftig euro als het bedrag niet teruggevorderd kan worden via inhoudingen op later verschuldigde toelagen in het kader van het gezinsbeleid.
De uitbetalingsactor verzaakt ambtshalve aan de terugvordering als het bedrag kleiner is dan 200 euro, wanneer de terugvordering overeenkomstig artikel 103, §1, tweede lid, van het Groeipakket dient te worden.
De uitbetalingsactor kan niet afzien van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag, conform artikel 13 tot en met 15, als het terug te vorderen bedrag te wijten is aan vastgestelde fraude in hoofde door de schuldenaar.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.