You are here
Uitvoeringsbesluiten (AKBW)
Koninklijke besluiten
8 oktober 2014 - Koninklijk besluit tot vastelling van de wijze waarop het personeel van het fonds voor collectieve uitrustingen en diensten bij het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag overgedragen wordt aan de Gemeenschappen (B.S. 10.12.2014)
Artikel 1. De personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag die op 31 december 2014 hun werkzaamheden uitoefenen bij het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten worden van ambtswege overgedragen naar de Vlaamse en de Franse Gemeenschap.
De personeelsleden worden overgedragen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen op gezamenlijke voordracht van de Eerste Minister en van de Minister van Sociale Zaken, na advies van de betrokken Regeringen.
De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol of -regime.
8 mei 2014 - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, uitgezonderd de vertegenwoordiging van de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (B.S. 08.07.2014)
Artikel 1. Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers telt :
1° vijf effectieve en drie plaatsvervangende vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties. Vanaf de inwerkingtreding van de Algemene Kinderbijslagwet worden twee effectieve vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties vervangen door twee vertegenwoordigers van de representatieve middenstandsorganisaties met de hoedanigheid van effectieve leden;
8 mei 2014 - Koninklijk besluit tot regeling van de vertegenwoordiging van de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (B.S. 16.06.2014)
Artikel 1. De leden van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voorWerknemers, beoogd in artikel 4quater, eerste lid, 4°, van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, ingevoegd bij de wet van 4 april 2014, zijn :
1° drie effectieve vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap en één plaatsvervanger;
2° twee effectieve vertegenwoordigers van de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest bij toepassing van artikel 138 van de Grondwet en één plaatsvervanger;
28 september 2008 - Koninklijk besluit tot wijziging van het bedrag van de bijslag bedoeld in artikel 41 van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (B.S. 01.10.2008)
Artikel 1. In artikel 41 van de samengeordendewetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, opnieuw ingevoerd bij de wet van 27 april 2007, worden de woorden " van
21 oktober 2007 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (B.S. 12.11.2007)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2009 vatbaar voor herziening op voorstel van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
16 oktober 2007 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van De Post en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (B.S. 14.11.2007)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van De Post.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2009 vatbaar voor herziening op voorstel van De Post of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
16 oktober 2007 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Justitie en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (B.S. 12.11.2007)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Justitie.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2009 vatbaar voor herziening op voorstel van de Federale Overheidsdienst Justitie of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2008.
3 augustus 2007 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 50quinquies van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (B.S. 21.08.2007)
Artikel 1. De jaarlijkse bijslagen bedoeld in artikel 50quinquies, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, en de bedragen van kinderbijslag waarop deze bijslagen een aanvulling zijn, worden afzonderlijk betaald.
Deze uitbetaling moet gebeuren in de loop van de maand augustus, ten vroegste de zevende werkdag en ten laatste de vijfde werkdag onmiddellijk voorafgaand aan 1 september.
11 januari 2007 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 56, § 2, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (B.S. 09.02.2007)
Artikel 1. De rechthebbende bedoeld in artikel 56, § 2, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, behoudt het recht op de toeslagen bedoeld in artikel 50ter van dezelfde wetten als alle hierna volgende voorwaarden vervuld zijn:
5 oktober 2006 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het " Centre hospitalier universitaire de Liège " en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (B.S. 20.11.2006) + Erratum (B.S. 21.12.2006)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het " Centre hospitalier universitaire de Liège ".
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2008 vatbaar voor herziening op voorstel van het " Centre hospitalier universitaire de Liège " of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006. (1)
5 oktober 2006 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van Belgocontrol en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (B.S. 20.11.2006)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van Belgocontrol.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2008 vatbaar voor herziening op voorstel van Belgocontrol of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2006.
5 oktober 2006 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van Belgacom en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 20.11.2006) + Erratum (BS 21.12.2006)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van Belgacom.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2008 vatbaar voor herziening op voorstel van Belgacom of van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006.(1)
20 juli 2006 - Koninklijk besluit tot verhoging van de leeftijdstoeslagen bedoeld in de artikelen 44 en 44bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot uitvoering van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag (BS 27.7.2006)
Artikel 1. Dit besluit is niet van toepassing op de personen die recht hebben op kinderbijslag ten laste van Gemeenschappen of Gewesten.
Art. 2. De bij dit besluit ingevoerde verhoging van de leeftijdstoeslagen is bedoeld voor kinderen die in 2006 minstens 6 en hoogstens 17 jaar oud zijn.
20 juli 2006 - Koninklijk besluit tot verhoging van de leeftijdstoeslagen bedoeld in de artikelen 44 en 44bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 27.7.2006)
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personen die recht hebben op kinderbijslag ten laste van de Gemeenschappen of Gewesten.
Art. 2. De bij dit besluit ingevoerde verhoging van de leeftijdstoeslagen is bedoeld voor kinderen die in 2006 minstens 6 en hoogstens 17 jaar oud zijn.
10 augustus 2005 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt (BS 19.8.2005)
Hoofdstuk 1. Niet-hoger onderwijs
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Hoofdstuk 2. Hoger onderwijs
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
19 april 2005 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 102, § 1, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 12.5.2005)
Artikel 1.
19 april 2005 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 69, § 2bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 12.5.2005)
Artikel 1. Wordt beschouwd als bijslagtrekkende in de zin van artikel 69, § 2bis, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, in het geval van ontvoering van het kind, de volgende persoon indien hij de voorwaarden vervult bedoeld in het tweede lid:
1° de ouder, vader of moeder, die bijslagtrekkende was voor het ontvoerde kind onmiddellijk voor de ontvoering, bij toepassing van artikel 69, § 1, van dezelfde wetten;
2° bij gebrek hieraan, de moeder van het ontvoerde kind die geen bijslagtrekkende was voor dit kind;
24 november 2004 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 15.12.2004)
Artikel 1. Artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 oktober 2003, wordt vervangen als volgt:
"Voor het dienstjaar 2004 wordt het bedrag van die toelage vastgesteld op 3.556.000 euro."
Art. 2. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
26 oktober 2004 - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 42 bis en 56, § 2, van de Algemene kinderbijslagwet (BS 24.11.2004)
Artikel 1. Kunnen aanspraak maken op de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste in de zin van de artikelen 42bis, vierde paragraaf en 56, § 2, tweede lid AKBW:
1° de rechthebbende die alleen woont met een of meer kinderen waarvoor hij het recht op kinderbijslag opent; samenwonen met andere personen dan die bedoeld in 2° vormt echter geen beletsel;
2 oktober 2003 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 5.11.2003)
Artikel 1. Artikel 4, tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002, wordt vervangen als volgt:
"Voor het dienstjaar 2003 wordt het bedrag van die toelage vastgesteld op 3.490.000 euro."
Art. 2. Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
11 juni 2003 - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsmodaliteiten van de forfaitaire bijslag bedoeld in artikel 70ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 24.6.2003)
Artikel 1. De forfaitaire bijslag bedoeld in artikel 70ter van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, is een aanvulling op de kinderbijslag verschuldigd voor het geplaatste kind.
Art. 2. Het maandelijks bedrag van de forfaitaire bijslag is vastgelegd op 45,91 euro. Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en schommelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 76bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
28 maart 2003 - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002 (BS 23.4.2003)
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden begrepen onder:
1°"samengeordende wetten": de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
2°"Minister": de Minister van Sociale Zaken;
3°"Dienst": de Bestuursdirectie van de uitkeringen aan personen met een handicap bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
4°"Medische Dienst": de medische dienst van de Bestuursdirectie van de uitkeringen aan personen met een handicap bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;
14 november 2002 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 27.11.2002)
Artikel 1. Artikel 4, tweede lid van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 24 september 2001, wordt vervangen als volgt:
"Voor het dienstjaar 2002 wordt het bedrag van die toelage vastgesteld op 3.420.000 euro."
Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
2 augustus 2002 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 60, §1, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 31.8.2002)
Artikel 1. Voor de toepassing van het artikel 60, § 1, derde lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders dienen gelijkgesteld te worden aan de statutaire regelen die van toepassing zijn op de ambtenaren en andere agenten van de Europese Gemeenschappen, de statutaire regelen die van toepassing zijn:
1° op het onderwijzend personeel van de Europese Scholen;
2° op het vast personeel van Eurocontrol.
Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1993.
7 juli 2002 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de nadere regels van een eventuele herziening (BS 27.7.2002)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2003 vatbaar voor herziening op voorstel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap of van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2002.
11 maart 2002 - Koninklijk besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen (BS 29.3.2002) - uittreksel
(...)
19 februari 2002 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van de Centra voor Leerlingenbegeleiding van de Vlaamse Gemeenschap en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 1.8.2002)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van "de Centra voor Leerlingenbegeleiding" van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2002 vatbaar voor herziening op voorstel van de Vlaamse Gemeenschap of van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
18 december 2001 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel voor hetwelk het Limburgs Universitair Centrum niet is onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen voor de sector gezinsbijslag en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 25.1.2002)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel voor hetwelk "het Limburgs Universitair Centrum" niet is onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen voor de sector gezinsbijslag.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2002 vatbaar voor herziening op voorstel van "het Limburgs Universitair Centrum" of van deze Rijksdienst.
13 maart 2001 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 102, §1, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 19.4.2001)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt belast met het toekennen van gezinsbijslag uit hoofde van in België wonende werknemers die onder de toepassing vallen van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, of van de Verordening (EG) nr.
15 januari 2001 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 9.2.2001)
Artikel 1. Het opschrift van het koninklijk besluti van 9 juni 1999 betreffende het Fonds voor administratiekosten en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen wordt vervangen als volgt:
"Koninklijk besluit betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen."
Art. 2. In artikel 1, eerste lid en artikel 5, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden "het Fonds voor administratiekosten" vervangen door "de beheersrekening".
Art. 3. Artikel 4, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
25 september 2000 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van het College van de federale ombudsmannen en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 14.10.2000)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van het College van de federale ombudsmannen.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2001 vatbaar voor herziening op voorstel van dat College of van deze Rijksdienst.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2000.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
31 mei 2000 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de Vlaamse Landmaatschappij en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 28.7.2000)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de Vlaamse Landmaatschappij.
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2001 vatbaar voor herziening op voorstel van die maatschappij of van deze Rijksdienst.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1999.
26 mei 2000 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de instelling Kind en Gezin en tot vaststelling van de administratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 28.7.2000)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de instelling "Kind en Gezin".
Art. 2. De administratiekosten worden vastgesteld op 1,35 % van de gezinsbijslag die wordt uitgekeerd. Dit percentage is vanaf 1 januari 2001 vatbaar voor herziening op voorstel van die instelling of van deze Rijksdienst.
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1999.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
1 maart 2000 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 42bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1997 tot uitvoering van artikel 71, § 1bis van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 6.4.2000)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:
a) "samengeordende wetten": de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
6 juli 1999 - Koninklijk besluit dat de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers toestemming verleent tot het uitkeren van de gezinsbijslag die verschuldigd is op grond van de artikelen 56, 56bis, 56quater en 57 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders voor bepaalde categorieën van voormalige personeelsleden van het Wegenfonds (BS 10.9.1999)
Artikel 1. Aan de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt toestemming verleend tot het uitkeren van de gezinsbijslag verschuldigd uit hoofde van vervroegde pensionering wegens ziekte, overlijden of pensionering, die plaats vonden vóór 1 januari 1989, van voormalige personeelsleden van het Wegenfonds op grond van de artikelen 56, 56bis, 56quater of 57 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
9 juni 1999 - Koninklijk besluit betreffende de beheersrekening en de administratieve reserve van de kinderbijslagfondsen (BS 8.7.1999)
Artikel 1. Om de beheersrekening van de krachtens artikel 19 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders erkende vrije kinderbijslagfondsen en de in artikel 31 van dezelfde wetten bedoelde bijzondere kinderbijslagfondsen te stijven, kent de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, hierna " Rijksdienst " genoemd, een jaarlijkse toelage toe, waarvan het bedrag bepaald wordt overeenkomstig de hiernavolgende artikelen. (1)
De uitgaven betreffende deze toelage vallen ten laste van de sector van de gezinsbijslagen.
9 juni 1999 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van de Radio-Télévision belge de la Communauté française en tot vaststelling van de aanvangsadministratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 9.9.1999)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het personeel van de Radio-Télévision belge de la Communauté française.
24 november 1997 - Koninklijk besluit ter uitvoering van de artikelen 3, 7 en 24 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde voor de kinderbijslaginstellingen bedoeld in de artikelen 19, 31, 32 en 33 van de samen geordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Artikel 1. De kinderbijslaginstellingen bedoeld in de artikelen 19, 31, 32 en 33 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders moeten bij elke vestiging van een recht op kinderbijslag overeenkomstig artikel 54, § 1, van dezelfde wetten ambtshalve de sociaal verzekerde inlichten over zijn verplichtingen bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 1984.
2 september 1997 - Bijzonder reglement betreffende het koninklijk besluit van 19 augustus 1997 tot vaststelling van de wijze waarop het fonds voor collectieve uitrustingen en diensten de opbrengst van de ontvangen bijdragen toewijst aan de toekenning van subsidies voor projecten voor de opvang van kinderen van 2,5 jaar tot 12 jaar en sommige projecten voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar (BS 24.9.1997)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- de Minister: de Minister van Sociale Zaken;
- Rijksdienst: de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;
- Beheerscomité: het Beheerscomité van de Rijksdienst;
- Adviescommissie: Commissie opgericht in het Beheerscomité en samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties, van de werknemersorganisaties en van alle andere organisaties en het Algemeen Bestuur;
- Werknemerskinderen:
19 augustus 1997 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop het fonds voor collectieve uitrustingen en diensten de opbrengst van de ontvangen bijdragen toewijst aan de toekenning van subsidies voor projecten voor de opvang van kinderen van 2,5 jaar tot 12 jaar en sommige projecten voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar (BS 19.9.1997)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- de Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid de Sociale Zaken behoren;
- Rijksdienst: de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
- Beheerscomité: het Beheerscomité van de Rijksdienst;
- samengeordende wetten: de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;
- Wet van 10 juni 1993: de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992;
15 juli 1997 - Koninklijk besluit houdende maatregelen tot consolidatie van de financiële activa van de overheid, genomen met toepassing van artikelen 2, § 1 en 3, §1, 6° en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (BS 25.7.1997)
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de volgende organismen:
4 juni 1997 - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 14 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, §2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (BS 20.6.1997)
Artikel 1. Het saldo van 3 718 402,87 EUR voor het jaar 1997 van het bedrag van 123 946 76,24 EUR, bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, wordt uiterlijk op 30 september 1997 door het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten, zoals bedoeld in artikel 107 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag van loonarbeiders overgemaakt aan het Organiek Fonds betaald educatief verlof. (1)
25 april 1997 - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 71, § 1bis, van de Algemene kinderbijslagwet (BS 17.5.1997)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "AKBW" : Algemene kinderbijslagwet;
2° "kinderbijslaginstellingen" : FAMIFED en de op grond van de AKBW erkende of opgerichte kinderbijslagfondsen;
3° "referentiemaand" : de maand vanaf wanneer het recht gevestigd is overeenkomstig artikel 54, § 1, AKBW of de maand op grond waarvan het recht gevestigd blijft overeenkomstig artikel 54, § 2 van dezelfde wet;
17 april 1997 - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 (BS 30.4.1997)
Artikel 1. In artikel 2, §2, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 januari 1997, worden volgende wijzigingen aangebracht:
(...)
3° de punten 5° en 6°, luidend als volgt, worden toegevoegd:
" 5° (...)
5 februari 1997 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de 'Vlaamse dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding' en tot vaststelling van de aanvangsadministratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 16.5.1997)
Artikel 1. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van de "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding".
4 februari 1997 - Koninklijk besluit tot organisatie van de mededeling van sociale gegevens van persoonlijke aard tussen instellingen van sociale zekerheid (BS 3.4.1997)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "wet": de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
2° "Kruispuntbank": de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
3° "Toezichtscomité": het Toezichtscomité bedoeld in artikel 37 van de wet;
4° "gegevens": de sociale gegevens van persoonlijke aard bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, van de wet;
5° "instelling" een instelling van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet;
27 januari 1997 - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (BS 13.2.1997)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en de besluitwetten van 19 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en ermee gelijkgestelden en van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de zeeliden der koopvaardij toepasselijk zijn.
(...)
HOOFDSTUK IV. Kinderopvang
1 oktober 1996 - Koninklijk besluit tot machtiging van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het Universitair Ziekenhuis Gent en tot vaststelling van de aanvangsadministratiekosten die voortvloeien uit deze betaling evenals de modaliteiten van een eventuele herziening (BS 21.11.1996)
Artikel 1. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers wordt ertoe gemachtigd de gezinsbijslag uit te betalen die verschuldigd is aan het statutair personeel van het Universitair Ziekenhuis Gent.
8 februari 1995 - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop het fonds voor collectieve uitrusting en diensten de financiële middelen, bedoeld in artikel 15, §2, tweede lid, van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992 en in artikel 23, §1 van de wet van 3 april 1995 houdende de maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, besteedt aan de toekenning van subsidies betreffende projecten voor ... (BS 11.4.1995)
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt vestaan onder:
Pages
Ministeriële besluiten
19 april 2005 - Ministerieel besluit tot bepaling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt toegekend uit hoofde van personen die slachtoffer zijn van de ontvoering van het kind (BS 12.5.2005)
Artikel 1. De kinderbijslag verschuldigd uit hoofde van de ouder of van de persoon, die slachtoffer is van de ontvoering van het kind, krachtens artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2005 tot uitvoering van artikel 102, § 1, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt toegekend aan de bedragen bedoeld in artikel 40 van dezelfde wetten.
26 juni 2002 - Ministerieel besluit betreffende het gebruik, met het oog op de overdracht van gegevens nodig voor de vaststelling van de rechten op kinderbijslag, van de documenten, certificaten of brevetten, bedoeld in artikel 71, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 27.7.2002)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "kinderbijslaginstelling": de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, een kinderbijslagfonds erkend of opgericht krachtens de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, de Staat of een overheidsinstelling die wettelijk verplicht is zelf kinderbijslag te verlenen aan haar personeel;
2° "oorspronkelijke instelling": de instelling die actief is of als laatste actief geweest is inzake de betaling van de kinderbijslag;
15 maart 2001 - Ministerieel besluit tot bepaling van de voorwaarden waaronder gezinsbijslag wordt toegekend uit hoofde van grensarbeiders (BS 19.4.2001)
Artikel 1. De kinderbijslag uit hoofde van de tewerkstelling als grensarbeider, zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 maart 2001 tot uitvoering van artikel 102, § 1, eerste lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt toegekend tegen de bedragen bepaald in artikel 40 van dezelfde wetten.
18 januari 2000 - Ministerieel besluit tot aanwijzing van de ambtenaren die bevoegd zijn om te beslissen over de aanvragen om afwijkingen inzake kinderbijslag (BS 4.2.2000)
Artikel 1. De Directeur-generaal en de Adviseur-generaal van het Bestuur van de Sociale Zekerheid van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu zijn bevoegd om te beslissen over de aanvragen om afwijkingen inzake gezinsbijslag.
In geval van verhindering van beide voornoemde ambtenaren is het hoofd van de Dienst Kinderbijslag van dit Bestuur bevoegd.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
1 augustus 1985 - Ministerieel besluit tot instelling van een brevet van rechthebbende ter uitvoering van artikel 71, § 3 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 21.8.1995)
Opgeheven door het ministerieel besluit van 26.6.2002, art. 12 (B.S. 27.7.2002), vanaf 1.8.2002.
12 juni 1974 - Ministerieel besluit waarbij de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs van de sociale inspectie van het Ministerie van sociale voorzorg belast worden met het toezicht over de uitvoering van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (BS 2.7.1974)
Artikel 1. De inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg zijn belast met het toezicht over de uitvoering van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Art. 2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
26 mei 1958 - Ministerieel besluit, tot vaststelling der dagen van werkloosheid welke, in het stelsel van de kinderbijslag voor loonarbeiders, met werkelijk volbrachte arbeidsdagen worden gelijkgesteld om redenen van burgerlijke stand, van burgerschap- of syndicale verplichtingen (BS 7.6.1958)
(...)
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, letter f), der samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, worden met de werkelijk volbrachte arbeidsdagen gelijkgesteld de dagen van werkloosheid om redenen van burgerlijke stand, van burgerschaps- of syndicale verplichtingen waarvoor de werkgever er toe gehouden is een vergoeding te betalen.
Bepalingen van de deelentiteiten
27 maart 2015 - Ministerieel besluit houdende de vaststelling van het loon- en werkingsplafond voor de projecten die in 2014 gesubsidieerd werden via het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (B.S. 29.04.2015)
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° dienstjaar : van 1 januari tot en met 31 december;
2° loonkost : de loonkost van het personeel dat in het kader van het project is tewerkgesteld;
3° werkingskosten : de kosten die in direct verband staan met het project, de uitgaven voor de loonkosten uitgezonderd.
Art. 2. Het maximale plafond voor de subsidie van de loonkosten wordt voor het dienstjaar 2015 vastgelegd op de vastgestelde loonkosten van het dienstjaar 2004, verhoogd met 23%.
11 mei 1999 - Besluit van de Vlaamse regering houdende tijdelijke maatregelen inzake de uitbetaling van gezinsbijslag aan de vastbenoemde ambtenaren van de Vlaamse landmaatschappij (BS 27.8.1999)
Artikel 1. In afwijking van artikel 5, tweede lid van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, geldt voor de vastbenoemde personeelsleden van de Vlaamse Landmaatschappij, genoemd in artikel 101, vierde lid, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939 en die voor 1 juli 1984 de vooruitbetaling van het maandsalaris en de kinderbijslag heeft genoten, de volgende regeling:
16 maart 1999 - Besluit van de Vlaamse regering houdende tijdelijke maatregelen inzake de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de vastbenoemde ambtenaren van Kind en Gezin (BS 15.4.1999)
Artikel 1.
3 juni 1997 - Besluit van de Vlaamse Regering houdende tijdelijke maatregelen inzake de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de vastbenoemde ambtenaren van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (BS 12.7.1997)
Artikel 1. In afwijking van artikel 5, tweede lid van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, geldt voor de vastbenoemde personeelsleden van de Vlaamse Dienst voor Arbeids-bemidddeling en Beroepsopleiding die in artikel 101, vierde lid, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, genoemd worden, en die voor 1 juli 1984 de vooruitbetaling van het maandsalaris en de kinderbijslag genoten, de volgende regeling:
20 januari 1993 - Besluit van de Vlaamse executieve houdende tijdelijke maatregelen inzake de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de vastbenoemde leerkrachten van het door de Vlaamse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs (BS 2.4.1993)
Artikel 1. In afwijking van artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag voor bepaalde categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel geldt voor personeelsleden die in artikel 101, derde lid, 8°, van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders genoemd worden en die voor 1 juli 1994 de vooruitbetaling van de maandwedde en de kinderbijslag genoten, de volgende regeling:
- de kinderbijslag voor februari 1993 wordt uitbetaald ten laatste op 10 februari 1993;