Een bestuurlijke sanctie kan alleen worden opgelegd wegens feiten die in strijd zijn met decretale en reglementaire bepalingen die voorafgaand aan die feiten zijn bepaald en in werking zijn getreden.
Titel 1. Beginselen
Bij het opleggen van een bestuurlijke sanctie streven de daarvoor bevoegde overheden naar evenredigheid tussen de feiten die aan de sanctie ten grondslag liggen en de sanctie die op grond van die feiten wordt opgelegd.
Een bestuurlijke sanctie kan alleen worden opgelegd nadat de betrokken persoon de mogelijkheid heeft gekregen om nuttig voor zijn standpunt op te komen.
Op de voormelde hoorplicht kan uitzondering worden gemaakt in de volgende twee gevallen:
1° de beslissing is hoogdringend;
2° de persoon voor wie de sanctie wordt overwogen, is onbereikbaar.
Titel 2. Toezicht
Hoofdstuk 1. De uitoefening van de toezichtstaken
De bevoegdheden van de toezichthouders en de uitoefening van het toezicht worden geregeld door het decreet van 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het welzijns- en gezondheidsbeleid.
In afwijking van het eerste lid, zijn de bepalingen van hoofdstuk 2, afdeling 3, artikel 13, 14 en 16, van het voormelde decreet, niet van toepassing op de gezinsinspecteurs.
§1. De zorginspecteurs zijn bevoegd om het toezicht uit te oefenen op de naleving van de volgende bepalingen:
1° de vergunningsnormen, vermeld in artikel 27 en 28 van het decreet van 7 juli 2017;
2° de subsidiëringsnormen, vermeld in hoofdstuk 6/1 van het decreet van 7 juli 2017.
De zorginspecteurs brengen verslag uit aan het agentschap Opgroeien regie over het door hen uitgeoefende toezicht.
§2. De gezinsinspecteurs zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 23 van het decreet van 7 juli 2017, toezicht uit te oefenen op de naleving van de regelgeving, bepaald bij of krachtens dit decreet, die geldt voor de burgers.
De gezinsinspecteurs brengen verslag uit aan het agentschap en aan de betrok- ken uitbetalingsactor of, in voorkomend geval, aan de voorzitter van de geschillencommissie over het door hen uitgeoefende toezicht.
§1. Met behoud van de toepassing van artikel 10 van het decreet van 19 januari 2018 geeft elke uitbetalingsactor en elke begunstigde op verzoek van een toezichthouder de nodige inlichtingen en stelt de nodige documenten en gegevens ter beschikking voor het toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de naleving van het decreet van 7 juli 2017 en de uitvoeringsbesluiten ervan.
§2. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de gegevens die de private uitbetalingsactoren en de gezinnen ter beschikking moeten stellen van de toezichthouders, van het agentschap Opgroeien regie en van het agentschap, en voor de vorm van die gegevens.
Met behoud van de bevoegdheden van de toezichthouders, vermeld in artikel 3 van het decreet van 19 januari 2018, kunnen het agentschap Opgroeien regie en het agentschap toezicht op stukken uitoefenen.
Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen over het toezicht door de gezinsinspecteurs
Afdeling 1. Processen-verbaal
§1. Bij het verhoren van personen door de gezinsinspecteurs worden ten minste de volgende regels in acht genomen:
1° ieder verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat:
a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de bewoordingen die hij gebruikt;
b) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;
c) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;
2° elke ondervraagde persoon mag gebruikmaken van de documenten die hij in zijn bezit heeft, als het verhoor daardoor niet wordt uitgesteld. Hij mag tijdens de ondervraging of later eisen dat die documenten bij het proces-verbaal worden gevoegd;
3° het proces-verbaal vermeldt nauwkeurig het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, het tijdstip waarop het eventueel wordt onderbroken en hervat, alsook het tijdstip waarop het wordt beëindigd. Het vermeldt ook nauwkeurig de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek. Het vermeldt daarnaast alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin ze is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen.
§2. Aan het einde van het verhoor laat de gezinsinspecteur de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaring wil verbeteren of er iets aan wil toevoegen.
Als de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan de Nederlandse taal wil uitdrukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Als het verhoor plaatsvindt met bijstand van een tolk, worden zijn identiteit en hoedanigheid vermeld.
Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer. Aan het einde van zijn verhoor ondertekent de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor.
§3. De gezinsinspecteurs delen de ondervraagde mee dat hij kosteloos een kopie van de tekst van het verhoor kan krijgen. Die kopie wordt hem onmiddellijk of uiterlijk binnen een maand overhandigd of toegezonden.
§1. Bij de vaststelling van een inbreuk stellen de gezinsinspecteurs een proces-verbaal op. Het proces-verbaal heeft bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. Aan de vermoedelijke overtreder wordt een kopie van het proces-verbaal ter kennis gebracht. Op straffe van verval van de bijzondere bewijswaarde van het proces-verbaal vindt de kennisgeving plaats binnen een termijn van veertien dagen na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal. Als de vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstkomende werkdag.
Binnen dezelfde termijn wordt het proces-verbaal van de vaststelling van een inbreuk ter kennis gebracht van, al naargelang het geval, het Openbaar Ministerie of het bevoegde bestuursorgaan en wordt een kopie van het proces-verbaal ter kennis gebracht van de betrokken uitbetalingsactor. Bij kennisgeving van het proces-verbaal aan het Openbaar Ministerie wordt een kopie van het proces-verbaal ter kennis gebracht van het bevoegde bestuursorgaan.
§2. De processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk bevatten minstens de volgende gegevens:
1° de identiteit van de verbaliserende ambtenaar;
2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;
3° de plaats en de datum van de inbreuk;
4° de identiteit van de vermoedelijke overtreder en van de betrokkenen;
5° de gepleegde inbreuk;
6° een beknopt relaas van de feiten over de gepleegde inbreuken;
7° de datum en de plaats van de opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vormvereisten en het gebruik van de processen-verbaal.
§3. Het proces-verbaal kan aangewend worden, met de bewijskracht ervan, door de betrokken uitbetalingsactor, het bevoegde bestuursorgaan, de geschillencommissie en de gezinsinspecteurs die belast zijn met het toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Afdeling 2. Mededeling van de gegevens
§1. De gezinsinspecteurs kunnen de gegevens, met inbegrip van de gegevens, vermeld in artikel 7, die ze tijdens hun opdracht verzameld hebben, verstrekken aan de personeelsleden van de openbare en meewerkende instellingen, aan de zorginspecteurs, aan andere inspectiediensten en aan alle ambtenaren die belast zijn met het toezicht op andere regelgeving, als die gegevens hen kunnen aanbelangen bij de uitoefening van de opdrachten waarmee ze belast zijn. De gegevens worden altijd verstrekt als de instellingen, inspectiediensten of ambtenaren, vermeld in het eerste lid, erom verzoeken. De gegevens die worden verzameld in het kader van een opsporingsonderzoek of van een gerechtelijk onderzoek, kunnen alleen worden verstrekt met de toestemming van de bevoegde gerechtelijke overheden.
§2. Alle diensten van de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, de provincies, de federaties van gemeenten, de gemeenten, de verenigingen waarvan ze deel uitmaken, de openbare instellingen die ervan afhangen, en alle openbare en meewerkende instellingen die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest vallen, verstrekken de gezinsinspecteurs alle gegevens waar ze om verzoeken onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering. Ze leggen de gezinsinspecteurs ook alle documenten of informatiedragers ter inzage voor die de gezinsinspecteurs nuttig achten voor het toezicht waarmee ze belast zijn, en ze verstrekken hen uittreksels en kopieën.
§3. Alle federale diensten, diensten van andere gemeenschappen en gewesten dan de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, socialezekerheidsinstellingen en openbare en meewerkende instellingen zullen de gezinsinspecteurs alle gegevens verstrekken waar ze om verzoeken krachtens een samenwerkingsakkoord, gesloten met toepassing van artikel 92bis, §1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
§4. De gezinsinspecteurs mogen van de informatie, verkregen op grond van de voorgaande paragrafen, op dezelfde wijze gebruikmaken als van de soortgelijke inlichtingen die de gezinsinspecteurs rechtstreeks inzamelen.
§5. Het agentschap waaronder de gezinsinspecteurs ressorteren, kan ook, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een andere gemeenschap is gesloten, op het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van inspectiediensten van die gemeenschap om alle informatie te verzamelen die van nut kan zijn voor de uitoefening van de controle en het toezicht waarmee ze belast zijn.
Afdeling 3. Preventieve opschorting van de betaling bij ernstige aanwijzingen van fraude
De betalingen van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid worden door de uitbetalingsactor geheel of gedeeltelijk opgeschort bij ernstige en eensluidende aanwijzingen, vastgesteld door de gezinsinspecteur, dat de informatie die de begunstigde heeft meegedeeld om toelagen te krijgen, of waar de begunstigde aan heeft meegewerkt, frauduleus, vals of opzettelijk onvolledig is. De betaling zal opgeschort worden tot de verdenking niet meer bestaat, gedurende maximaal zes maanden. De termijn is één keer hernieuwbaar met hoogstens zes maanden. De opschorting van betaling geeft geen aanleiding tot een verhoging met interesten.
De Vlaamse Regering kan nadere regels voor de voorwaarden van de gehele of gedeeltelijke opschorting bepalen.
Titel 3. Nalevingsondersteuning en handhaving ten aanzien van de burgers
Hoofdstuk 1. Nalevingsondersteuning
Afdeling 1. Raadgeving
Een gezinsinspecteur kan alle inlichtingen en adviezen geven over de rechten op de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Als een gezinsinspecteur bij de uitoefening van zijn toezichtsopdracht vaststelt dat een inbreuk dreigt op te treden, kan hij mondeling of schriftelijk alle raadgevingen geven die hij nuttig acht om de inbreuk te voorkomen.
Afdeling 2. Aanmaning
Als een gezinsinspecteur bij de uitoefening van zijn toezichtsopdracht een inbreuk vaststelt, kan hij de betrokkene schriftelijk aanmanen om zijn verplichtingen na te komen door binnen een termijn die de gezinsinspecteur bepaalt, de nodige maatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.
Als de gezinsinspecteur in een aanmaning verzoekt om binnen een bepaalde termijn maatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen en het bewijs daarvan te verschaffen, wordt pas een proces-verbaal van de vaststelling van een inbreuk opgesteld als de betrokkene de termijn om de verplichtingen na te komen, hetzij de bewijsvoering daarvoor negeert. Bij een inbreuk die een aanpassing van de toegekende toelagen in het kader van het gezinsbeleid noodzakelijk maakt, wordt echter altijd een verslag van vaststelling opgemaakt.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de aanmaning.
Hoofdstuk 2. Bestuurlijke maatregelen
Bestuurlijke maatregelen worden opgelegd aan burgers in de vorm van een regularisatiemaatregel.
Bij de ontvangst van een proces-verbaal van inbreuk of een kopie ervan kan het bevoegde bestuursorgaan de overtreder bevelen binnen een bepaalde termijn maatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.
De regularisatiemaatregel kan onder meer het volgende inhouden:
1° maatregelen nemen om aan een toestand van woonplaatsfraude een einde te stellen;
2° maatregelen nemen om de werkelijke samenstelling van het gezin kenbaar te maken en te registreren in de bevolkingsregisters;
3° maatregelen nemen om de inkomsten van het gezin kenbaar te maken.
Als dat bij kennelijke onwilligheid van de overtreder redelijkerwijs nodig is om een regularisatie van de vastgestelde inbreuken te bewerkstelligen, kan het bevoegde bestuursorgaan de regularisatiemaatregel opleggen met gehele of gedeeltelijke opschorting van betaling van toelagen in het kader van het gezinsbeleid. De opschortingstermijn bedraagt hoogstens twaalf maanden. De toelagen in het kader van het gezinsbeleid waarvan de betaling is opgeschort, worden integraal betaald nadat de uitvoering van de regularisatiemaatregel is vastgesteld en uiterlijk na het verstrijken van de voormelde termijn van twaalf maanden. De opschorting van betaling geeft geen aanleiding tot een verhoging met interesten.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de vaststelling en oplegging van de regularisatiemaatregelen, vermeld in dit hoofdstuk.
Tegen de beslissing waarbij het bevoegde bestuursorgaan met toepassing van artikel 131 of artikel 132 een regularisatiemaatregel oplegt, kan de persoon aan wie de maatregel is opgelegd, beroep instellen bij de bevoegde rechtbank. Het beroep wordt ingesteld binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de regularisatiemaatregel.
Hoofdstuk 3. Bestuurlijke transactie en bestuurlijke geldboete
Afdeling 1. Basisbepalingen
De bestuurlijke transactiebevoegdheid is een afhandelingsbevoegdheid voor een of meer inbreuken waarbij het bevoegde bestuursorgaan de overtreder voorstelt een bepaalde geldsom te betalen.
De bestuurlijke geldboete is een afhandelingsbevoegdheid voor een of meer inbreuken waarbij het bevoegde bestuursorgaan de overtreder de onvoorwaardelijke verplichting oplegt een geldsom te betalen die gericht is op bestraffing.
Een bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd in de vorm van een exclusieve bestuurlijke geldboete of van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Een exclusieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd wegens een inbreuk van niveau 1, die niet strafrechtelijk kan worden afgehandeld. Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd wegens een inbreuk van niveau 2, die ook strafrechtelijk kan worden afgehandeld.
De volgende handelingen zijn inbreuken van niveau 1:
1° wetens en willens een regularisatiemaatregel die, in voorkomend geval, is bevestigd bij gerechtelijke uitspraak, niet uitvoeren;
2° wetens en willens nalaten om te verklaren dat hij niet langer recht heeft op de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, zelfs als dat maar gedeeltelijk is, om ten onrechte de toelage in het kader van het gezinsbeleid te behouden.
§1. De volgende handelingen zijn inbreuken van niveau 2:
1° onjuiste of onvolledige verklaringen afleggen om ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden;
2° nalaten of weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, om ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden;
3° ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid waarop hij geen of maar gedeeltelijk recht heeft, verkrijgen of behouden door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen of door na te laten of te weigeren om de noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken.
§2. De volgende handelingen zijn inbreuken van niveau 2 als ze zijn begaan om ten onrechte toelagen gezinsbeleid te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden:
1° valsheid in geschrifte plegen, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of achteraf in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten in een akte;
2° een valse akte of een vals stuk gebruiken;
3° valsheid plegen door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, te wijzigen, te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van de gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte ervan verandert;
4° de aldus verkregen gegevens gebruiken, wetend dat ze vals zijn;
5° valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen gebruiken of een andere frauduleuze handeling stellen om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictief gezin of eenfictieve gebeurtenis of om op een andere wijze misbruik te maken van vertrouwen.
Er is sprake van herhaling als een inbreuk is vastgesteld binnen een termijn van vijf jaar nadat:
1° de overtreder met toepassing van dit decreet een bestuurlijke sanctie is opgelegd die, in voorkomend geval, is bevestigd bij gerechtelijke uitspraak;
2° de overtreder bij gerechtelijke uitspraak is veroordeeld wegens een inbreuk op dit decreet.
De termijn van vijf jaar vangt aan op de dag waarop de bestuurlijke sanctie niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag waarop de gerechtelijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Afdeling 2. Bestuurlijke transactie
§1. Het bevoegde bestuursorgaan kan de overtreder bij een inbreuk het voorstel doen om een geldsom te betalen binnen een transactietermijn.
Het bevoegde bestuursorgaan kan het voorstel tot een bestuurlijke transactie doen binnen een termijn van zestig dagen die aanvangt, al naargelang het geval:
1° bij de kennisgeving van een proces-verbaal van de vaststelling van een inbreuk van niveau 1;
2° bij de kennisgeving door het Openbaar Ministerie van een tijdige sorteerbeslissing om de inbreuk niet strafrechtelijk te behandelen of het stilzwijgend verstrijken van de sorteertermijn waarover het Openbaar Ministerie beschikt.
Het bevoegde bestuursorgaan kan een dergelijk voorstel alleen doen als het van mening is dat het onmiskenbaar vaststaat dat de betrokkene de inbreuk heeft gepleegd.
Het voorstel tot betaling wordt gedaan met een kennisgeving. Die kennisgeving vermeldt de inbreuk in kwestie, de te betalen geldsom en de transactietermijn, die een aanvang neemt bij de kennisgeving en negentig dagen bedraagt.
§2. Voor de inbreuken van niveau 1 bedraagt de geldsom waarvan de betaling wordt voorgesteld, minstens 25 euro en hoogstens 500 euro. Voor de inbreuken van niveau 2 bedraagt de geldsom waarvan de betaling wordt voorgesteld, minstens 50 euro en hoogstens 1000 euro.
De tijdige betaling van de voorgestelde geldsom doet de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete vervallen.
Als de betrokkene de geldsom niet betaalt binnen de transactietermijn of schriftelijk laat weten dat hij niet ingaat op het voorstel tot betaling van de bestuurlijke transactie zonder dat hij daarvoor enige gegronde verklaring geeft, kan de procedure tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete worden opgestart.
Afdeling 3. De exclusieve bestuurlijke geldboete
Een exclusieve bestuurlijke geldboete bedraagt minstens 50 euro en hoogstens 5000 euro.
Als er sprake is van herhaling, bedraagt een exclusieve bestuurlijke geldboete minstens 100 euro en hoogstens 5000 euro.
De bevoegdheid tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete vervalt drie jaar na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal van de vaststelling dat over de inbreuk is opgemaakt.
§1. Als het bevoegde bestuursorgaan beslist een beboetingsprocedure op te starten, brengt het de vermoedelijke overtreder daarvan op de hoogte met een kennisgeving binnen een termijn van zestig dagen die aanvangt na, al naargelang het geval:
1° het verstrijken van de transactietermijn;
2° de kennisgeving van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk.
§2. In die kennisgeving wordt aan de betrokkene het voornemen meegedeeld een bestuurlijke geldboete op te leggen. Hij wordt er uitgenodigd om ter zake schriftelijk zijn verweer mee te delen binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving.
Hij kan er ook toe worden uitgenodigd om binnen dezelfde termijn stukken mee te delen die zijn financiële draagkracht toelichten. Hij wordt er daarnaast op gewezen:
1° dat hij de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen. Als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt, draagt het bevoegde bestuursorgaan er zo veel mogelijk zorg voor dat die gegevens hem worden meegedeeld in een taal die voor hem begrijpelijk is;
2° dat hij kan worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord, moet worden ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving;
3° dat hij niet verplicht is om, voor het opleggen van de boete, inlichtingen over de inbreuk te verstrekken.
Als de vermoedelijke overtreder wordt gehoord, is bijstand door een tolk toegestaan als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt.
Het bevoegde bestuursorgaan kan de gezinsinspecteurs om aanvullende inlichtingen verzoeken.
Het onderzoek van het dossier kan aanleiding geven tot het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete of een beslissing geen exclusieve geldboete op te leggen.
Als de inbreuk niet aan de overtreder kan worden verweten, legt het bestuursorgaan geen exclusieve bestuurlijke geldboete op.
Als een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin ze zijn gepleegd of beëindigd. Daarbij wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van de beboete persoon.
Een beslissing om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen, bevat naast de identiteit van de overtreder minstens:
1° de motieven van de beboeting en van het boetebedrag;
2° het bedrag van de geldboete die wordt opgelegd;
3° de wijze waarop en de termijn waarin de geldboete betaald moet worden;
4° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen en de wijze waarop en de termijn waarin dat moet gebeuren;
5° de vermelding dat:
a) na een herinnering tot betaling en nadat de beroepstermijn is verstreken, de bestuurlijke geldboete wordt ingevorderd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die er onder ressorteren;
b) die maatregel op kosten van de beboete persoon wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek.
De beslissing tot het opleggen van de geldboete wordt binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de opstart van de procedure genomen en ter kennis gebracht van de betrokkene.
Afdeling 4. De alternatieve bestuurlijke geldboete
Een alternatieve bestuurlijke geldboete bedraagt minstens 200 euro en hoogstens 10.000 euro.
Als verzachtende omstandigheden dat verantwoorden, kan een geldboete worden opgelegd die lager is dan het minimumbedrag. De geldboete kan echter niet minder dan 100 euro bedragen.
Als er sprake is van herhaling, bedraagt een alternatieve bestuurlijke geldboete minstens 400 euro en hoogstens 10.000 euro.
Als verzachtende omstandigheden dat verantwoorden, kan een geldboete worden opgelegd die lager is dan het minimumbedrag. De geldboete kan echter niet minder dan 200 euro bedragen.
De bevoegdheid tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete vervalt vijf jaar na de datum van de afsluiting van het proces-verbaal van de vaststelling dat over de inbreuk is opgemaakt.
Bij het opstellen van een proces-verbaal van de vaststelling van een inbreuk van niveau 2 geeft de gezinsinspecteur het Openbaar Ministerie onmiddellijk kennis van het proces-verbaal van de vaststelling met toepassing van artikel 126, §1.
Samen met het proces-verbaal bezorgt de gezinsinspecteur het Openbaar Ministerie een schriftelijk verzoek om zich uit te spreken over de al dan niet strafrechtelijke behandeling van de inbreuk. Het Openbaar Ministerie beschikt daarvoor over een sorteertermijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving van het proces-verbaal van de vaststelling.
Een beslissing om de inbreuk strafrechtelijk te behandelen, sluit het voorstellen van een bestuurlijke transactie en het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete uit. Een beslissing om de inbreuk niet strafrechtelijk te behandelen en om de sorteertermijn stilzwijgend te laten verstrijken, houdt het verval van de strafvordering in.
Als het Openbaar Ministerie tijdig beslist niet strafrechtelijk te behandelen of als het de sorteertermijn stilzwijgend laat voorbijgaan, kan het bevoegde bestuursorgaan een voorstel doen om een bestuurlijke transactie te betalen of kan het de procedure starten om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen.
§1. Als het bevoegde bestuursorgaan beslist een beboetingsprocedure op te starten, brengt het de vermoedelijke overtreder daarvan op de hoogte met een kennisgeving binnen een termijn van zestig dagen na, al naargelang het geval:
1° het verstrijken van de transactietermijn;
2° de kennisgeving door het Openbaar Ministerie van een tijdige sorteerbeslissing om de inbreuk niet strafrechtelijk te behandelen dan wel het stilzwijgend verstrijken van de sorteertermijn waarover het Openbaar Ministerie beschikt.
§2. In de kennisgeving wordt aan de betrokkene het voornemen meegedeeld een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Hij wordt er uitgenodigd om ter zake schriftelijk zijn verweer mee te delen binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving. Hij kan er ook toe worden uitgenodigd om binnen dezelfde termijn stukken mee te delen die zijn financiële draagkracht toelichten. Hij wordt er daarnaast op gewezen:
1° dat hij de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete berust, kan inzien en er kopieën van kan krijgen. Als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt, draagt het bevoegde bestuursorgaan er zo veel mogelijk zorg voor dat die gegevens hem worden meegedeeld in een taal die voor hem begrijpelijk is;
2° dat hij kan worden gehoord. Het verzoek om te worden gehoord, moet worden ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving;
3° dat hij niet verplicht is om, voor het opleggen van de boete, inlichtingen over de inbreuk te verstrekken.
Als de vermoedelijke overtreder wordt gehoord, is bijstand door een tolk toegestaan als blijkt dat de verdediging van de betrokkene dat redelijkerwijs vergt.
Het bevoegde bestuursorgaan kan de gezinsinspecteurs om aanvullende inlichtingen verzoeken.
Het onderzoek van het dossier kan aanleiding geven tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete met geheel of gedeeltelijk uitstel van uitvoering van betaling of een beslissing om geen geldboete op te leggen.
Als de inbreuk niet aan de overtreder kan worden verweten, legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke geldboete op.
Als een alternatieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin ze zijn gepleegd of beëindigd. Daarbij wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht van de beboete persoon.
Als het een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt, kan het bevoegde bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk uitstel van uitvoering van betaling toekennen met een proefperiode van minstens één jaar en hoogstens drie jaar. De proefperiode neemt een aanvang bij de kennisgeving van de beboetingsbeslissing.
Een beslissing om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, bevat naast de identiteit van de overtreder minstens:
1° de motieven van de beboeting en van het boetebedrag en, in voorkomend geval, uitstel van uitvoering van betaling van de geldboete;
2° het bedrag van de geldboete die wordt opgelegd;
3° in voorkomend geval, het bedrag van de geldboete waarvoor uitstel van uitvoering van betaling is toegekend, en de duurtijd van de bijbehorende proeftermijn;
4° in voorkomend geval, de wijze waarop en de termijn waarin de geldboete moet worden betaald;
5° in voorkomend geval, de mogelijkheid tot herroeping van het uitstel van betaling;
6° de mogelijkheid om beroep aan te tekenen, en de wijze waarop en de termijn waarin dat moet gebeuren;
7° de vermelding dat:
a) na een herinnering tot betaling en nadat de beroepstermijn is verstreken, de bestuurlijke geldboete wordt ingevorderd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren;
b) die maatregel op kosten van de beboete persoon wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 1024 van het Gerechtelijk Wetboek.
Binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de kennisgeving van de opstart van de beboetingsprocedure beslist het bevoegde bestuursorgaan over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete en brengt het de betrokkene met een kennisgeving op de hoogte van zijn beslissing.
Het uitstel van uitvoering van betaling wordt herroepen als de beboete persoon gedurende de proefperiode een nieuwe inbreuk pleegt die aanleiding geeft tot een bestuurlijke geldboete, een strafrechtelijke beteugeling met toepassing van artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering of een strafrechtelijke veroordeling.
In voorkomend geval wordt het uitstel herroepen bij dezelfde beslissing als de beslissing waarbij een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proefperiode. Beide boetebedragen worden tegelijkertijd ingevorderd.
Als het bevoegde bestuursorgaan kennisneemt van een strafrechtelijke beteugeling, bij veroordelend vonnis of op een andere wijze, van een nieuwe inbreuk die gepleegd is gedurende de proefperiode, beslist het tot herroeping van het uitstel en gaat het over tot kennisgeving van die beslissing aan de betrokkene.
Afdeling 5. Beroep tegen de bestuurlijke geldboete
Tegen de beslissing waarbij het bevoegde bestuursorgaan een bestuurlijke geldboete oplegt, kan de persoon aan wie de boete is opgelegd, beroep instellen bij de bevoegde rechtbank. Het beroep wordt ingesteld binnen een termijn van negentig dagen vanaf de datum van de ontvangst van de bestreden beslissing.
Het instellen van een beroep schorst de uitvoering van de aangevochten beslissing. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen.
Afdeling 6. Betaling van de bestuurlijke geldboete
Een bestuurlijke geldboete moet worden betaald binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de beboetingsbeslissing van het bevoegde bestuursorgaan of, in voorkomend geval, de bevoegde rechtbank.
Een bestuurlijke geldboete waarvan, met toepassing van artikel 165, het uitstel van uitvoering van betaling is herroepen, moet worden betaald binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de herroepingsbeslissing van het bevoegde bestuursorgaan, of in voorkomend geval, de bevoegde rechtbank.
Op verzoek van de overtreder en als daartoe aanleiding bestaat, kan een langere betalingstermijn worden toegekend, die de verjaringstermijn tot invordering van de bestuurlijke geldboete niet mag overschrijden. De beslissing tot toekenning van een langere betalingstermijn omvat een afbetalingsplan.
Als de overtreder weigert de bestuurlijke geldboete te betalen, wordt ze na een herinnering om te betalen en nadat de beroepstermijn is verstreken, ingevorderd conform artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren.
De rechtsvordering tot invordering van de bestuurlijke geldboete verjaart vijf jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van het bevoegde bestuursorgaan of, in voorkomend geval, de dag waarop de rechterlijke beslissing kracht van gewijsde verwierf. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het opleggen en het betalen van de administratieve geldboete.
Titel 4. Nalevingsondersteuning en handhaving ten aanzien van de private uitbetalingsactoren
Hoofdstuk 1. Aanmaning
§1. Als wordt vastgesteld dat een private uitbetalingsactor een inbreuk pleegt op de vergunningsnormen, vermeld in hoofdstuk 6 van het decreet van 7 juli 2017, wordt de private uitbetalingsactor door het agentschap Opgroeien regie schriftelijk aangemaand om binnen een bepaalde termijn de nodige maatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen en een herhaling ervan te voorkomen. De aanmaning bepaalt de termijn en kan de te nemen maatregelen preciseren.
§2. Bij hoogdringendheid of als aangetoond wordt dat de vastgestelde inbreuk niet hersteld kan worden, kan de aanmaning achterwege blijven en kan onmiddellijk een handhavingsmaatregel worden genomen als vermeld in hoofdstuk 2 van deze titel.
Hoofdstuk 2. Handhavingsmaatregelen
Afdeling 1. Terugvordering, opschorting, vermindering en stopzetting van de subsidies
§1. Het agentschap kan de subsidie voor de werkingsmiddelen verminderen of stopzetten als de private uitbetalingsactor een inbreuk begaat op de subsidiëringsnormen, vermeld in hoofdstuk 6/1 van het decreet van 7 juli 2017.
§2. Het agentschap Opgroeien regie kan de subsidie voor de uitbetaling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid verminderen of stopzetten als de private uitbetalingsactor een inbreuk pleegt op de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de vermindering of stopzetting van de subsidies, die minstens de mogelijkheid regelen om tegen de maatregelen een bezwaar in te dienen.
Met inachtneming van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof en artikel 75 en 76 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 is de private uitbetalingsactor gehouden tot de terugbetaling van de subsidie ten bedrage van het deel waarvoor een inbreuk is vastgesteld.
De Vlaamse Regering wijst de personeelsleden aan die belast zijn met de terugvordering van de onverschuldigde subsidies.
Met inachtneming van artikel 14 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof kunnen het agentschap Opgroeien regie en het agentschap beslissen om de subsidies waarvoor ze bevoegd zijn, op te schorten.
Afdeling 2. Bestuurlijke maatregelen
Als de private uitbetalingsactor een inbreuk pleegt of een vergunning heeft verkregen op basis van onjuiste gegevens, kan het agentschap Opgroeien regie een of meer van de volgende bestuurlijke maatregelen opleggen:
1° een verbod om nieuwe begunstigden aan te sluiten;
2° de opmaak en uitvoering van een herstelplan;
3° de opheffing van de vergunning.
§1. Het agentschap Opgroeien regie betekent het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel aan de private uitbetalingsactor en bepaalt in de voorgenomen beslissing minstens het volgende:
1° de motieven van de voorgenomen beslissing;
2° de termijn waarin de uitbetalingsactor zijn verweer kan formuleren en de kans krijgt om gehoord te worden;
3° de termijn waarin de beslissing definitief wordt;
4° de aard van de opgelegde maatregel.
De uitbetalingsactor wordt op zijn verzoek gehoord. De uitbetalingsactor mag zich daarbij laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman of een andere persoon.
§2. Bij hoogdringendheid kan het agentschap Opgroeien regie onmiddellijk een bestuurlijke maatregel nemen.
De beslissing tot het al dan niet opleggen van een bestuurlijke maatregel wordt ter kennis gebracht van de uitbetalingsactor en vermeldt minstens het volgende:
1° de motieven van de beslissing;
2° de datum van inwerkingtreding van de beslissing;
3° in voorkomend geval, de modaliteiten en gevolgen van de beslissing;
4° de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen.
Tegen de opheffing van de vergunning kan de uitbetalingsactor bij het agentschap Opgroeien regie met een kennisgeving bezwaar aantekenen binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de beslissing.
Het bezwaarschrift bevat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, de motivering van het bezwaar.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de ontvankelijkheidsvereisten van het bezwaarschrift.
Het agentschap Opgroeien regie beslist binnen tien dagen na de kennisgeving van het bezwaarschrift over de ontvankelijkheid van het bezwaar en brengt de bezwaarindiener daarvan op de hoogte. Als er niet tijdig een beslissing is genomen, wordt het bezwaar geacht ontvankelijk te zijn.
Het bezwaar wordt ten gronde behandeld volgens de regels die zijn vastgelegd in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-) pleegzorgers of na het verstrijken van de termijn waarin dat advies moest worden uitgebracht.
Het bezwaar schorst de uitvoering van de beslissing, tenzij de beslissing bij hoogdringendheid is genomen.
Hoofdstuk 3. Bestuurlijke geldboete
Afdeling 1. De exclusieve bestuurlijke geldboete
§1. Het agentschap Opgroeien regie kan een exclusieve bestuurlijke geldboete van 200 tot 20.000 euro opleggen als de private uitbetalingsactor een andere inbreuk begaat dan de inbreuken, vermeld in artikel 189 en 190, of als hij de vergunningsvoorwaarden, vermeld in het decreet van 7 juli 2017 en de uitvoeringsbesluiten ervan, niet naleeft.
§2. De exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van honderdtachtig dagen vanaf de dag van de vaststelling van de inbreuk, op voorwaarde dat de private uitbetalingsactor de kans kreeg om zijn verweer op nuttige wijze mee te delen. De private uitbetalingsactor mag vragen om gehoord te worden en kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman.
Als een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarin die moet worden betaald, alsook de motivering voor het opleggen van de bestuurlijke geldboete en voor de hoogte van het bedrag. De kennisgeving van de beslissing aan de uitbetalingsactor vermeldt de wijze waarop en de termijn waarin tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld.
Afdeling 2. De alternatieve bestuurlijke geldboete
§1. Voor de inbreuken, vermeld in artikel 189 en 190, kan het agentschap Opgroeien regie de uitbetalingsactor die de inbreuk heeft gepleegd, een bestuurlijke geldboete opleggen van 300 tot 30.000 euro.
§2. Bij de vaststelling van een inbreuk als vermeld in paragraaf 1, bezorgt de zorginspecteur het proces-verbaal van vaststelling onmiddellijk aan het Openbaar Ministerie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar de feiten zijn gepleegd. Samen met het proces-verbaal bezorgt de zorginspecteur een schriftelijk verzoek waarin het Openbaar Ministerie wordt gevraagd zich uit te spreken over de al dan niet strafrechtelijke behandeling van de inbreuk. Het Openbaar Ministerie beschikt daarvoor over een termijn van honderdtachtig dagen vanaf de dag waarop het verslag van vaststelling is verzonden.
Een beslissing om de inbreuk strafrechtelijk te behandelen, sluit het opleggen van een bestuurlijke geldboete uit. Een beslissing om de inbreuk niet strafrechtelijk te behandelen en de beslissingstermijn stilzwijgend te laten verstrijken, houdt het verval van de strafvordering in.
§3. Als het Openbaar Ministerie tijdig beslist niet strafrechtelijk te behandelen of als het de termijn stilzwijgend laat verstrijken, kan het agentschap Opgroeien regie de procedure voor het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete starten.Het agentschap Opgroeien regie beschikt over een termijn van honderdtachtig dagen om een bestuurlijke geldboete op te leggen vanaf, al naargelang het geval, de kennisneming van de beslissing, vermeld in paragraaf 2, of het stilzwijgend verstrijken van de termijn, vermeld in dezelfde paragraaf.
§4. De kennisgeving van een beboetingsbeslissing aan de beboete uitbetalingsactor vermeldt het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarin de boete moet worden betaald, alsook de motivering voor het opleggen van de bestuurlijke geldboete en voor de hoogte van het bedrag. De kennisgeving vermeldt daarnaast de wijze waarop en de termijn waarin tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld.
Afdeling 3. Algemene bepalingen
Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin ze zijn gepleegd of beëindigd.
Als er sprake is van herhaling, wordt de minimumboete verdubbeld.
De beboete uitbetalingsactor kan bij de Raad van State beroep aantekenen tegen de beslissing waarbij hem een bestuurlijke geldboete is opgelegd.
Als de uitbetalingsactor weigert de administratieve geldboete te betalen, wordt ze na een herinnering om te betalen en nadat de beroepstermijn is verstreken, ingevorderd conform artikel 2 van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren.
De vordering tot voldoening van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar vanaf de datum van de beslissing of, in geval van beroep, vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2244 tot en met artikel 2250 van het Burgerlijk Wetboek.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor het opleggen en het betalen van de administratieve geldboete.
Titel 5. Strafbepalingen
De persoon die met opzet een van de volgende handelingen stelt, is strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 40.000 euro, of met een van die straffen:
1° onjuiste of onvolledige verklaringen afleggen om ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden;
2° nalaten of weigeren om noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken, om ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden;
3° toelagen in het kader van het gezinsbeleid waarop hij geen of slechts gedeeltelijk recht heeft, ten onrechte verkrijgen of behouden door onjuiste of onvolledige verklaringen af te leggen of door na te laten of te weigeren om de noodzakelijke verklaringen af te leggen of inlichtingen te verstrekken.
De persoon die een van de volgende activiteiten verricht om ten onrechte toelagen in het kader van het gezinsbeleid of subsidies te verkrijgen, te laten verkrijgen, te behouden of te laten behouden, is strafbaar met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een geldboete van 100 euro tot 40.000 euro, of met een van die straffen:
1° valsheid in geschrifte plegen, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of achteraf in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten in een akte;
2° gebruikmaken van een valse akte of een vals stuk;
3° valsheid plegen door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, te wijzigen, te wissen, of met een ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van die gegevens verandert;
4° gebruikmaken van de aldus verkregen gegevens, wetend dat ze vals zijn;
5° gebruikmaken van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen of een andere frauduleuze handeling stellen om te doen geloven in het bestaan van een fictieve persoon, een fictief gezin of een fictieve gebeurtenis of om op een andere wijze misbruik van vertrouwen te maken.
Als de misdrijven, vermeld in artikel 189 en 190, zijn gepleegd in het kader van een gestructureerde criminele vereniging die gedurende een bepaalde periode bestaat en samengesteld is uit meer dan twee personen die in onderling overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn met een vrijheidsstraf van drie jaar of een zwaardere straf, zijn ze strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een geldboete van 1000 tot 750.000 euro.
Onder gestructureerde criminele vereniging wordt verstaan een vereniging die niet toevallig tot stand is gekomen met het oog op een onverwijld te plegen feit, zonder dat er sprake moet zijn van formeel afgebakende taken van de leden, noch van continuïteit in de samenstelling of een ontwikkelde structuur.
Titel 6. Nalevingsondersteuning en handhaving ten aanzien van de organisatoren, vermeld in artikel 51, eerste lid, 3°
§1. Aan de door de Vlaamse Gemeenschap vergunde opvangplaats, waarbij de organisator niet werkt met het systeem inkomenstarief, vermeld in artikel 27 tot en met 36/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby’s en peuters, kan het agentschap Opgroeien regie een bestuurlijke geldboete van 250 tot 1500 euro opleggen als de organisator de verplichting, vermeld in artikel 52, tweede lid, niet naleeft.
Als er sprake is van herhaling, bedraagt de geldboete minstens 500 euro en hoogstens 3000 euro.
§2. De bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd binnen een termijn van honderdtachtig dagen vanaf de dag van de vaststelling van de inbreuk, op voorwaarde dat de organisator de kans kreeg om zijn verweer op nuttige wijze mee te delen. De organisator mag vragen om gehoord te worden en kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman.
Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, vermeldt de beslissing het bedrag, de wijze waarop en de termijn waarin die moet worden betaald, alsook de motivering voor het opleggen van de bestuurlijke geldboete en voor de hoogte van het bedrag. De kennisgeving van de beslissing aan de organisator vermeldt de wijze waarop en de termijn waarin tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld.